Azerbeidzjan, Georgië en Armenië (mei/juni 2019)

Maandag 10 juni 2019
Goris – Zorats Karer – Karavanserai Selimpas – Noratus – Sevanmeer
Om kwart voor zeven gaat de wekker en om halfacht genieten we het ontbijt. Op tijd in de bus en even voor halfnegen rijden we weg.
Voorlopig rijden we dezelfde weg terug als eergisteren.Even na negenen bereiken we Zorats Karer. Dat hadden we nog tegoed. In elk geval is het nu prachtig weer.Om te beginnen de informatieve borden.Maar het gaat om een verzameling van ruim 200 basaltstenen, die vaak meer dan twee meter hoog zijn en waarschijnlijk uit de prehistorie stammen. Mogelijk was dit ooit – volgens historici – een sterrenkundig observatorium. Daarom wordt Zorats Karer wel het Armeense Stonehenge genoemd. Nou, als ik hier zo rondloop, denk ik persoonlijk dat dit een cultus locatie is geweest. Hier zijn (mensen)offers gebracht! Overigens, aan beide zijden van de asfaltweg zijn basaltstenen aanwezig.
De foto’s spreken voor zichzelf.Om twintig voor tien rijden we weer.
Kijk deze imker eens lekker aan het werk zijn!En idem deze cowboy.En ook deze – zeer verlegen – schaapherder.Zoals gezegd, we rijden dezelfde weg van eergisteren, hier rijden we langs het Spandarian Reservoir.Dit monument staat op de Vorotan pas. Volgens mijn Nikon zitten we hier op 1825 meter hoogte en volgens mijn GPS op 2338 meter. Mijn GPS zit er het dichtste bij, want ik lees dat de pas op 2344 meter hoogte ligt. Deze route is de enige naar de Armeense provincie Sjoenik en we bevinden ons hier op de Zijderoute.Even na elven bereiken we het stadje Vayk. Hier krijgen we 45 minuten om de lunch in te slaan bij de supermarkt, een espresso te nuttigen en het toilet te bezoeken. Picknicken doen we straks bij de Karavanserai.Ik maak een praatje met een kapitein van het Armeense leger. Hij is zojuist zijn busje ingestapt.We kijken nog even rond, hier houden ze duiven. Lekker hoor!Zou dat beest steken?Is dat geen mooie rode roos?Tegen twaalven rijden we weer. Voorbij het stadje Jechegnadzor slaan we rechtsaf de M10 op. Vanaf hier is de route nieuw voor ons. Jammer, het trekt dicht en soms spettert het iets. In Nederland is het trouwens ook slecht weer met regen en kans op onweer.Tegen enen bereiken we de Orbelian karavanserai (ook wel genoemd de Selim karavanserai). Tja, wat is er met het informatiebord gebeurd?Ai, buiten picknicken zal niet gaan, het is regenachtig en onze schoenen zitten al snel onder de klei. Dat picknicken doen we dus binnen, als stoel gebruiken we één van de aanwezige grote keien. Het is ook nog bepaald fris, maar we bevinden ons iets zuid van de Selim pas op 2410 meter hoogte.
Deze karavanserai werd in 1332 door prins Chesar Orbelian gebouwd voor reizigers en handelaren die op weg waren op de Zijderoute van Iran naar de noordelijke provincies van Armenië.
Met de groei van de steden en de handel in de 12-14e eeuw werd een netwerk van rustplaatsen en ook bruggen aangelegd. De rustplaatsen werden gebouwd op een dagreis afstand van elkaar.
De goed bewaarde karavanserai in Selim heeft 3 delen: hoofdzaal, vestibule en een kapel.
Het gebouw is opgetrokken met basaltblokken.Aan het einde van het gebouw zijn er twee kleine kamers voor de mensen.
De dieren overnachtten in de nissen aan weerszijden van de grote hal.
In het dak zit een gat (oculus) dat zorgt voor licht en aanvoer van verse lucht.De ingang is mooi versierd met reliëfs van een gevleugeld dier en een stier, de symbolen van de Orbelian-familie.Na een lange en zware trip door de bergen, met dieren en goederen, was de Selim Karavanserai voor menig reiziger een veilige en aangename rustplaats.
Ook hier een souvenirverkoper, hij zal wel in zijn auto zitten.Voor we de bus instappen heeft onze chauffeur plastic overtrekken voor onze schoenen. Helemaal schoon houden we de bus helaas niet. Om kwart over één rijden we weer.
Even verder is de Selim-pas, daarna dalen we weer. Het blijft regenachtig.Het schiet al lekker op naar het Sevanmeer en het ziet er meer bewoond uit. In hoeverre zouden de mensen hier zelfvoorzienend zijn?In het stadje Martoeni slaan we linksaf en rijden we verder langs het Sevanmeer. Ik zie nauwelijks iets van het meer door de bomen die aan de oever staan. Het lijkt Finland wel.
Om twintig over twee bereiken we de begraafplaats Noratus.
Een van de traditionele ambachten van Armenië is steenhouwwerk, vooral zichtbaar in de vele rijkelijk versierde ‘kachkars’. Veel van dit erfgoed is vernietigd in het roerige verleden, maar op het kerkhof van Noratus zijn nog honderden van deze zerken.
Eerst de in het Engels gestelde informatieborden.De onvermijdelijke souvenirverkopers zijn present.Ik loop een rondje, het is zo goed als droog. Er is op deze onmenselijk grote begraafplaats een oud en een nieuw gedeelte. Indrukwekkend is het sowieso. Zo te zien wordt er veel geld besteed aan een monument. Bedenk: ‘Memento mori’.Tegen drieën vertrekken we weer. We rijden verder langs het Sevanmeer dat ik soms zie liggen. Het is min of meer droog, maar wel zwaar bewolkt.We rijden langs een nooit afgebouwd Sovjet-hotel. Het was de bedoeling dat het Sevanmeer een vakantiebestemming zou worden voor de Sovjet-Unie. Maar ja, in 1989 viel de muur en spoedig daarna de Sovjet-Unie.Om kwart voor vier bereiken we ons hotel met de idyllische naam: ‘Blue Sevan Resort Centre’. Oeps, stamt dit hotel ook al uit het Sovjet-tijdperk? Dat wordt straks douchen met koud water, vrees ik. En de ramen open omdat de CV altijd aanstaat.Maar… de kamer is gerenoveerd en ruim. Om tien voor vijf verzamelen we en even later rijden we weg. We hebben vandaag nog geen klooster bezocht, dat kan natuurlijk niet waar zijn. Ok, na een kwartiertje zijn we bij het Sevan-klooster. Er zijn hier twee kerkjes te bewonderen namelijk de Arakelots-kerk en de Astvatsatsin-kerk.
We beginnen met een klim.Het uitzicht over het Sevanmeer is mooi, maar daar komen we niet voor.Voor de doorbijters de informatieve panelen.De foto’s laat ik voor zichzelf spreken.Hebt u Jezus in Boeddha-houding op de deur gezien?
Nog een afscheidsfoto.Net onder het Sevanklooster is een restaurant. Daar zijn we rond kwart voor zes en we bestellen (zelf betalen uiteraard) een drankje. Om halfzeven kunnen we aan tafel.De eerste gang bestaat uit salade, brood, bieten en nog zowat.De tweede gang bestaat uit (veel) vis, (veel) frites en weer brood.Jeroen vraagt ernaar, de vis heet heel prozaïsch: ‘witvis’. Ok, maar mijn vis ziet er niet wit uit, maar lichtbruin.
We rekenen voor ons tweetjes 11.000 Dram af. Voor het biertje en een glas vers geperst sinaasappelsap betalen we 1.600 Dram.
Sowieso heel goed gegeten en gedronken.
Tegen achten zitten we weer in de bus en een kwartiertje later zijn we in ons hotel.
Hm, WiFi draait nauwelijks op de kamer, de router is zeker nog uit het Sovjet-tijdperk. Douchen (warm water!) en even na negenen liggen we erin.
Als laatste de GPS-track.