Vrijdag 16 mei 2008
Cefalù – Santo Stefano di Camastra – Acquedolci – Sant’Agata Militello
We staan om half acht op en na het ontbijt rijden we rond negen uur weg. De koffers staan weer in de auto, dus de eerste kilometer gaat rustig aan. Tjonge, de auto ziet er van buiten maar ook van binnen niet uit. Daar moeten we toch iets aan doen. We nemen opnieuw de gratis tolweg naar Palermo. We gaan de stad niet in, maar blijven op de tolweg annex snelweg. Nou, snel gaat het niet, het is verschrikkelijk druk. Langzaam rijdend vorderen we maar langzaam. Uiteindelijk zijn we Palermo voorbij en kunnen we opschieten. Even na elven begint de auto toch wel dorst te krijgen en zelf lust ik wel een espresso. We leggen even aan bij zo’n onvervalste ‘autogrill’. Dat is een fenomeen dat je overal ziet langs de Italiaanse tolwegen. Het espresso-apparaat is van het professionele type. Voor thuis is zo’n ding net iets te groot. Naast de autogrill staat een cactus van waarlijk gigantische afmetingen. Op naar Cefalù. Ik lees dat dit stadje door elke reisorganisatie wordt bezocht, hier moet ik het mijne van weten. Tegen twaalven draaien we de tolweg af en vinden aan het strand een bewaakte parkeerplaats. Goed, dat kost €5,00, maar daar steun je ook de plaatselijke economie mee. Het is warm, prima strandweer en de eerste badgasten zijn er al. Men zegt dat dit het mooiste zandstrand van de noordkust is. Even later lopen we Cefalù in. Dit stadje met zijn smalle straatjes voert je terug naar de middeleeuwen. Er komen dus veel toeristen een kijkje nemen. Tja, het gevolg is dat het stadje vergeven is van de (souvenir)winkeltjes. Alle mogelijke prullaria is hier te koop. Jammer, ons huis is vol, er hangen best wel leuke dingen tussen. De middeleeuwse wasplaats is onlangs gerestaureerd en ziet er prima uit. Tot voor enkele jaren geleden werd er hier nog kleding gewassen. Tja, is het nu een ‘Dom’, een ‘Basiliek’ of een ‘Kathedraal’. Volgens de gids is het een kathedraal, dus daar houd ik het maar op. Het is één van de mooiste Normandische gebouwen op Sicilië en werd gebouwd in opdracht van Roger II in 1131. Het interieur is van een ingetogen strengheid. We lopen weer richting kust en min of meer langs het strand gaan we naar de parkeerplaats. Even later draaien we de tolweg weer op. Dat valt tegen. Het rijdt wel lekker door, maar we rijden bijna constant door tunnels. Daar is niet zoveel aan, dus op de volgende afrit draaien we eraf. Hier moeten we wel €2,00 in een automaat gooien, anders gaat de slagboom niet open. Gelukkig hadden we nog een handvol munten bij ons.
Over de 113 gaan we verder. Dat gaat niet zo snel, maar nu kunnen we wel genieten van het prachtige uitzicht op zee. Tegen half drie draaien we Santo Stefano di Camastra in. Dit stadje is één van de belangrijkste Siciliaanse keramiekcentra. We zetten de auto op een parkeerplaats en lopen door de hoofdstraat. Als je iets van keramiek zoekt, moet je inderdaad hier zijn. Alleen, we hebben trek en zien alleen barretjes. Er staat wel een bord met een pijl naar een restaurant, maar ja, dat kennen we. We drinken maar een espresso en stappen daarna in de auto. Een half uurtje later rijden we door Acquedolci. De hoofdstraat is voorzien van sinaasappelbomen. Dat hebben we al meer gezien, maar hier staan ze er keurig bij. Aan de linkerkant bespeuren we een restaurant en er tegenover een parkeerplaats. Het is tegen vieren, niet direct tijd voor een lunch. Het heet: Gambero Rosso, dat klinkt veelbelovend. Het personeel zit aan tafel, ze zijn net klaar met eten. We vragen of we kunnen lunchen. Dat kan, alleen zijn ze door de pasta heen. Er is wel ‘bifteck’. Prima toch, dat bestellen we. Wat we krijgen ziet er goed uit en het smaakt uitstekend. Alleen is het geen biefstuk, maar geroosterd varkensvlees. Babi Pangang zeg maar, alleen een beetje anders. We krijgen er een schaal salade bij en brood. Er wordt een grote kan water met ijs op tafel gezet, daar houden we het maar bij. Dat alles kost maar €20,00 voor z’n tweeën. We lopen de hoofdstraat een keer op en neer, het ziet er allemaal tamelijk slaperig uit. Alleen de sinaasappelbomen zien er goed uit. In het plaatselijk supertje doen we boodschappen. Kaas, wijn, brood en nog zowat. Dat is voor vanavond, dan hoeven we er niet meer op uit. We kopen nog een ijsje en stappen weer in de auto. We hoeven nog maar een handvol kilometers. Vlak voor we Sant’Agata Militello bereiken zien we een garage met een wasstraat. Dat moesten we precies hebben. Voor €7,00 wordt ons autootje van voor tot achter gewassen. Dat ziet er weer strak uit! In het stadje zien we al gauw de borden: ‘Giardino di Sicilia’. Nog maar 4 kilometer. Uiteraard rijden we nog een keer verkeerd, maar dat hoort erbij. Uiteindelijk passeren we een stalen toegangspoort en komen op een… gravelweg. Hadden we net de auto gewassen! Nou ja, ik rijd heel langzaam, zo houden we hem toch aardig schoon. Iets verder is een parkeerplaats waar we de auto neerzetten. We zitten hier goed, ik had gehoord dat er hier ‘iglootjes’ staan. Ik zie een houten gebouw en daar maken we kennis met Margherita en haar Braziliaanse man Reginaldo. Hun zoontjes spelen met een bal, hoe kan het ook anders. We worden uitgenodigd op het terras en krijgen koffie, thee of iets anders aangeboden. We horen dat Margherita in Duitsland heeft gestudeerd en Duitse les geeft. Uiteraard ook Italiaans en voor de Nederlanders gaat dat via het Duits of het Engels. Portugees spreekt ze ook en het Nederlands begint ook al te komen. Wonderlijk hoe sommige mensen zo makkelijk een andere taal oppikken. Orchideetje ziet een uurtje Italiaanse les wel zitten. Vandaag was het een warme dag en morgen belooft het ook mooi te worden. Als ik zo om me heen kijk, is het hier net een paradijsje. Hier kunnen we wel eens een ‘rustdag’ inlassen. Dan kan ik aan mijn kleurenschema werken en ook wat foto’s maken van de bloemen die hier overdadig bloeien. We kunnen morgenavond mee-eten. Morgen kunnen we de auto laten staan, ik zie het helemaal zitten. We laden de auto uit en op ons eigen terrasje eten we brood met kaas en drinken er een flesje wijn bij.