Sicilië (mei 2008)

Dinsdag 6 mei 2008
Taormina, Alcantara-kloof
Tegen negenen zitten we aan het ontbijt. Het ziet er prima uit, in aanmerking genomen dat Italianen geen ‘ontbijters’ zijn. We nemen er de tijd voor, tenslotte zijn we met vakantie. Tja, dit is wel heel anders dan een groepsreis, in dat geval leef je constant onder tijdsdruk. Het nadeel is wel dat je alles zelf moet uitzoeken. Ach, volgens Cruyff is dat juist een voordeel, of zoiets in elk geval.
Nu moet ik bekennen dat we er niet helemaal alleen voor staan. Het zit als volgt. Op de vakantiebeurs kwamen we in contact met ‘Tururi Tours’ (http://www.tururi.org).
Een Nederlandse vrouw biedt in samenwerking met haar Italiaanse vriend reizen aan.
’s Winters wonen zij in Nederland, maar de zomer brengen zij door op Sicilië. Veel, zo niet alles is mogelijk. Wij kozen voor een 15-daagse rondreis via B&B’s. Deze B&B’s worden geboekt. Ook de huurauto wordt geregeld. Voor dit alles betaal je uiteraard een bepaalde prijs, maar dan is het belangrijkste goed geregeld. Voor ons is het ook belangrijk dat je in geval van een calamiteit terug kunt vallen op iemand die ter plaatse is en de taal goed spreekt. Orchideetje kan zich in het Italiaans goed redden, maar ja, als je met autoriteiten te maken krijgt, ligt het toch anders.
Na het ontbijt verkennen we onze B&B. Het is een voormalig klooster waar nu 12 kamers in zijn gemaakt. Eigenlijk is het dus een klein hotelletje. Het oogt allemaal enigszins verweerd, maar ja, dat is nu echt Italiaans. De deur naar de kapel zit dicht, maar vanaf de zijkant kun je erin kijken. Het is nu een grote (eet)zaal, geschikt voor bruiloften en partijen. De tuin mag er wezen, ik zie een pracht van een agave. Tegen tienen stappen we in de auto. We zijn van plan om naar Taormina te gaan.
Volgens de Capitool-gids is het een erg leuk stadje met als bijzonderheid een Grieks Theater. Bovendien hebben we in diverse reisgidsen gelezen dat de groepsreizen Taormina allemaal bezoeken. In de gids staat dat je in Taormina niet kunt parkeren, maar dat je kunt parkeren in Mazzarò, de badplaats aan de voet van de stad. Vandaar kun je met een kabeltram of met de pendelbus naar Taormina. Er schijnt ook een trap te zijn.
Als we op de 114 zo ongeveer ter hoogte rijden van Taormina (het stadje zelf zien we niet), zie ik een pracht van een ‘P’ met daarachter een parkeerplaats. Er zit een slagboom voor, maar als ik op de knop druk verschijnt er geen parkeerkaart. Ook de slagboom blijft gesloten. Ik druk maar op de ‘help’ knop. Uit de luidspreker komt onverstaanbaar Siciliaans. Ik roep in het Nederlands dat ik er geen hout van versta. Dat helpt, de slagboom gaat omhoog. We parkeren de auto en pakken onze rugzakjes. We lopen de parkeerplaats af, maar helaas, geen kabeltram, geen trappen en geen pendelbus. Verderop wacht een toeriste en er staan vier pikzwarte jongemannen met gigantische weekendtassen. Ai, deze mannen moeten natuurlijk ook naar Taormina om daar de toeristen lastig te vallen met zonnebrillen en zo meer. Nu zien we het pas, dit is het station, we zijn helemaal niet bij de badplaats. Voor de uitgang van het station staan wat Italianen en wij vragen hoe het zit. Wat blijkt, zo meteen komt de bus die naar Taormina rijdt.
Het klopt, even later verschijnt een minibus. We betalen maar liefst €0,50 per persoon en we passen er allemaal in, inclusief de weekendtassen. In razende vaart – zo is de rijstijl op Sicilië – rijden we in 10 minuten al zigzaggend naar boven. Te voet had deze wandeling ons zeker een uur gekost! Via wat straatjes lopen we naar het Griekse Theater. Ja, de Grieken waren hier al in 735 voor onze jaartelling en hebben het uitgehouden tot 212 voor onze jaartelling tot de macht werd overgenomen door het Romeinse Rijk.
Dit theater is gebouwd in de 3e eeuw voor onze jaartelling en had een diameter van 109 meter. Er pasten 5.000 toeschouwers in. Naar mijn inschatting kon dat zonder persen.
De Romeinen namen een eeuw later de boel over en na een grondige verbouwing was de arena geschikt voor gladiatorengevechten. Het volk wil brood en spelen, nietwaar.
Het is trouwens een beetje bewolkt, we hadden eigenlijk wat beter weer verwacht.
Na zo’n uurtje hebben we het wel gezien en lopen we Taormina in. We beginnen bij het Palazzo Corvaja. Het is een Normandisch bouwwerk uit de 15e eeuw. Tja, de Normandiërs zijn hier ook al geweest. Volgens de gids zijn hier een aantal vertrekken geopend voor publiek. Dat klopt wel, maar je moet er wel voor betalen.
Dat slaan we dus maar over, wel werpen we nog een blik op de binnenplaats. Naast het Palazzo Corvaja staat de Santa Caterina uit de 17e eeuw. Het interieur oogt aardig. Door de ‘hoofdstraat’ lopen we richting kathedraal. Het is hier wel erg toeristisch, overal zijn er winkeltjes propvol souvenirs. Links en rechts van de hoofdstaat zijn er smalle straatjes, die ook vol staan met ‘hebbedingen’. Jammer dat we zo klein behuisd zijn, het blijft bij kijken. Snoepwinkels en groentewinkels zijn er ook. Op het Piazza IX Aprile lopen we tegen de Torre dell’Orologio op, oftewel klokkentoren. Daarnaast ligt café ‘Wunderbar’. Hier schijnen zich in het verleden de nodige schandalen te hebben afgespeeld. De prijzen schijnen er ook naar te zijn. We lopen eerst maar door naar de Porta Catania. Er valt uiteraard nog meer te zien, maar we moeten keuzes maken. We keren om en lopen terug naar het Piazza del Duomo. Helaas, de kathedraal uit de 13e eeuw is gesloten en gaat pas om 15.30 uur open. De barokke fontein voor de kathedraal is opmerkelijk. Zo langzamerhand hebben we trek. Keus te over, het is hier een en al restaurant. Onze keus valt op ‘La cisterne del Moro’, en die keus blijkt een goede. Voor mij een pizza met cola, ik moet tenslotte nog rijden. Vanuit het restaurant hebben we een prachtig uitzicht op de Middellandse Zee, totdat… het begint te regenen. Daar reken je toch niet op! Het loopt tegen drieën en gelukkig is het weer droog. Het wordt tijd voor de bus, want we willen op de terugweg nog langs de Alcantara-kloof. Op naar het busstation waar na een kwartiertje een ‘echte’ bus komt voorrijden. Logisch dat we nu meer moeten betalen dan de heenweg, namelijk €1,20.
Ook deze chauffeur demonstreert dat hij het onvervalste Italiaanse racebloed door de aderen heeft stromen. Met hoge snelheid ‘nemen’ we de ‘tig’ haarspeldbochten en staan binnen de kortste keren op het station. Op naar de auto, die keurig op ons heeft gewacht.
We stappen in en rijden naar de – gesloten – slagboom. Tja, ik heb geen parkeerkaart en ik neem aan dat ik contant moet afrekenen. Er is niemand te zien, dus druk ik maar weer op de ‘help’ knop. Dezelfde Italiaan van vanmorgen staat mij te woord.
Ik versta er opnieuw geen hout van en dat roep ik ook in de microfoon. Blijkbaar heeft de parkeerbaas daar niet van terug, want de slagboom gaat omhoog. Bij deze beveel ik deze goedkope parkeerplaats van harte aan.
Bij Naxos draaien we de 185 op. Helaas missen we het bord van de kloof. Volgende keer toch maar een TomTom meenemen. We rijden dus veel te ver door en moeten weer terug. Nu zien we het bord wel. We zetten de auto neer op de immense parkeerplaats. Er staan nog twee auto’s, druk is het niet. Voor de kassa staan twee mensen die zich beklagen.
Het blijken Nederlanders te zijn. We raken in gesprek en wat blijkt, ze hebben €4,- per persoon betaald, onder andere voor de botanische tuin. Deze tuin is momenteel gesloten en de kloof kun je gratis bezoeken door even verder een openbaar pad te nemen.
De keus is niet moeilijk, kijk ik wil graag betalen, maar verwacht wel waar voor mijn goede geld. We maken rechtsomkeert en lopen terug over de parkeerplaats. Even verder vinden we inderdaad het beoogde pad en dalen af in de kloof. ‘t Is leuk, maar niet spectaculair.
Ik dacht dat je een eind door de kloof kon lopen, dat kan ook wel, maar dan krijg je echt natte voeten. Dat proberen we maar niet. Tja, de rotsformaties ogen wel aardig. We lopen de andere kant uit en bereiken een trap. Verder door de kloof kun je ook niet. We lopen naar boven en zien halverwege de trap een bord waar in vier talen staat aangegeven, dat je vanaf hier alleen verder mag met een geldig toegangsbewijs.
Helaas ben ik geen van deze vier talen machtig, dus lopen we door. Boven aangekomen lopen we langs een restaurant zonder bezoekers. Daarna zijn er diverse souvenirwinkels zonder kopers. Dan komt de kassa. Hier wordt het even kritiek, gelukkig zijn de kassamedewerkers druk in gesprek met elkaar. Ongehinderd lopen we door. Tja, mijn indruk is dat het hier een beetje vergane glorie is. Ai, een toiletgebouw, daar willen we even gebruik van maken. Zelden heb ik een toilet gezien, ach ik zal niet verder uitweiden. Gelukkig werkte het licht ook niet, dus heb ik niet alles goed kunnen waarnemen. Eigenlijk valt dit met geen pen te beschrijven. We stappen opgelucht in de auto en rijden de 185 terug naar Naxos, waar we de 114 opdraaien. Onderweg zien we een supermarkt en besluiten een paar flessen water in te slaan. We komen de winkel uit met cola, wijn, brood, kaas, en nog zowat. Oh ja, ook nog water. Over water gesproken, het begint te regenen en niet zo zuinig ook. Als we bij Giarre zijn valt het duister in. Gelukkig hoeven we vanaf hier alleen de bordjes ‘Case Perotta’ te volgen. Dat valt nog niet mee, want intussen zie ik bijna geen hand voor ogen door de dichte mist. Soms gaat het bijna stapvoets. Gelukkig bereiken we zonder schade onze B&B. Ai, nu zijn we toch wel een beetje moe. Gisteren een drukke dag en vandaag eigenlijk ook. Dat autorijden hier valt niet mee, de wegen zijn allemaal even smal (behalve de tolweg), en nergens is het vlak. Dat betekent dus regelmatig wegrijden waarbij ik de truc van de ‘hellingproef’ toepas. We kunnen naar de plaatselijke pizzeria, maar daar moeten we wel de auto voor gebruiken. ’t Is te ver om te lopen. We kunnen ook de TV aanzetten, de wijn ontkurken en het brood en de kaas aanspreken. Dat laatste doen we en we hebben er geen spijt van. Na een laatste glas wijn gaan we onder de wol.