Zaterdag 22 april 2006
De Hondsrug – Garnwerd
Ik heb het gisteravond nog horen regenen, maar nu is het in elk geval droog. Ik heb prima geslapen, het is hier nog echt stil. Om half negen vertrekken we. Het is bewolkt en erg nevelig, maar niet koud. We lopen door een kleinschalig landschap, weiland, akkerland en boerderijen, afgewisseld met kleine boscomplexen. De wilgenkatjes staan in bloei, ik zet mijn camera op de macro-stand, maar ik denk dat ik iets verkeerd heb gedaan. Goed, de achtergrond is ook mooi. Tegen tienen bereiken we paviljoen ‘Sassenhein’, waar we de traditionele KMA gebruiken. De appeltaart is heerlijk, ik vraag de uitbater of hij hier al prijzen mee heeft gewonnen.
Dat blijkt niet het geval. Het is nog wat fris, daarom zitten we binnen, maar vanaf het terras heb je een prachtig uitzicht over de visvijver. Toch komt het zonnetje een beetje door en hier en daar zie ik een stukje blauw. Er wordt hier gevist op karper en ze willen vanmorgen best bijten! Iets verderop zien we een handwijzer. Het begint echt op te schieten, als we ons kwaad maken, zouden we het vandaag kunnen halen. Dat doen we maar niet, het is geen wedstrijd. We komen heel wat Pieterpadwandelaars tegen die van noord naar zuid lopen. Oef, zij hebben nog heel wat kilometers om weg te werken. We lopen een stuk langs het Noord-Willemskanaal en daarna door het natuurgebied het Paterswoldsemeer en het Hoornse Meer. Bijzonder pittoresk is het hier. Ik hoop dat de deelnemers van een hardloopwedstrijd – voor een goed doel – oog hebben voor de prachtige natuur. Karel meldt de deelnemers luidkeels op welke plaats ze liggen. Niet elke deelnemer heeft waardering voor deze geste. Iets verderop staat molen ‘De Helper’. Deze molen is in bedrijf, dat zie je helaas niet zoveel. ‘De Helper’ is een achtkante poldermolen (grondzeiler) met houten kap. De molen stond oorspronkelijk aan de oostzijde van het Noord-Willemskanaal. Hij is gebouwd in 1863 door molenmaker P. Medendorp uit Zuidlaren. In 1969 is de molen – die in zeer slechte staat verkeerde – afgebroken en tijdelijk opgeslagen. Het Meerschap Paterswolde liet de molen in 1970-1971 herbouwen op de huidige locatie aan de oostzijde van het Paterswoldsemeer door J.D. Medendorp, de kleinzoon van de oorspronkelijke bouwer. Iets verderop staan Schotse Hooglanders te grazen. Ze willen niet herkenbaar op de foto, vandaar dat ze wegduiken in het struweel. Hier liep een hoogspanningsleiding. De laatste hoogspanningsmast slijt zijn dagen als kunstwerk, je moet er maar opkomen. We draaien naar rechts en lopen opnieuw een stuk langs het Noord-Willemskanaal. Opeens zitten we in de stad Groningen. Aan de buitenwijken valt niet veel plezier te beleven. Het omgeving van het NS-station was zeker toe aan een opknapbeurt. Ik ben hier vaker geweest en volgens mij was er hier niets mis. Het Groninger museum schijnt een heel bijzondere collectie te bezitten, dat wordt iets voor de volgende keer. De Aa-kerk markeert met zijn karakteristieke gele toren al eeuwenlang het centrum van de stad Groningen. ’t Is een prachtkerk, ’ain pronkjewail’. De kerk is een voorbeeldig gerestaureerde kruisbasiliek. En het orgel, een Schnitger uit de 17e eeuw, is wereldberoemd. Sinds twintig jaar doet de kerk geen dienst meer als gebedsruimte.
Toch is het gebouw volop in gebruik, nu voor stijlvolle tentoonstellingen, congressen, lezingen, theatervoorstellingen en huwelijken. Mooie doorkijkjes te over. Helaas: een aantrekkelijk terras in de zon, uit de wind, met zicht op een leuke straat, met prettige bediening, een leuke menukaart met betaalbare spijzen, helaas, helaas, dat vinden we niet. Dan maar een bankje aan het water waar we onze lunch opknabbelen.Grachtjes hebben ze in Groningen genoeg. Wordt Karel hier bekeurd voor wildplassen? Nee, ik denk dat z’n hoed het doet. Ook zat de agente duidelijk verlegen om een praatje. De hele dag vragen om een identiteitsbewijs, om daarna een bon uit te schrijven gaat op den duur ook vervelen. Grapje natuurlijk, als alle wijkagenten zo waren kan de overheid stoppen met het normen- en waardenoffensief. Tussen haakjes, eigenlijk moet het andersom, oftewel: waarden en normen. Door het Noorder plantsoen gaat het en dan zijn we even later de stad Groningen weer uit. Een gedicht is nooit weg, dat hebben we nodig want na het Van Starkenborghkanaal wacht ons nog zeven kilometer weiland. Geheel toevallig ontmoeten we een echtpaar dat ook Zuid-Noord loopt. Echte wandelaars zijn het, geen rugzakkampeerders, ze logeren onderweg bij familie. Leuk om voor de afwisseling eens met wildvreemden te praten. Hoewel, wandelaars zijn natuurlijk nooit wildvreemden van elkaar, het voelt vaak of je elkaar al jaren kent. Een kilometer of drie verder steken we het Reitdiep over. Het is nu nog ruim drie kilometer door de weilanden. Best wel saai, we zijn dolblij met het gezelschap van het echtpaar. Het kerkje van Oostrum, gelegen op een goeddeels afgegraven wierde (terp), is opmerkelijk. Het zadeldak van de toren staat namelijk dwars ten opzichte van het dak van de kerk. Interessant zijn ook de heel oude holle of bolle dakpannen, zogeheten nonnen en monniken. Het kerkje is gebouwd in de 13e eeuw. Toevallig is de kerk open en kunnen we even binnen kijken. Tegen half vijf naderen we Garnwerd. We nemen afscheid van het echtpaar – volgens mij hebben we niet eens kennisgemaakt, dus hun namen weet ik helaas niet – waarna zij hun auto opzoeken. Zelf lopen we door naar de camping. Daar is niemand te zien, wel kan ik een 06-nummer bellen. Dat doe ik, helaas wordt er niet opgenomen. Omdat ik drie weken geleden gereserveerd heb, nemen we aan dat het goed zit en zoeken we een plekje uit voor de tent. Pal aan het Reitdiep staan we, een gekanaliseerde rivier. Om kwart voor vijf zit ik aan de kerriesoep en daarna bereid ik een heerlijke Spaghetteria Al Funghi van Knorr. Ik heb nog een behoorlijke hoeveelheid rode wijn die ik me prima laat smaken.
Tegen zevenen komt de beheerder een kijkje nemen. Hij was rond half vijf het gras aan het maaien, vandaar dat hij zijn mobiel niet had gehoord. We rekenen €5,- de man af.
Dat is niet te duur, dacht ik zo. Na de afwas zoeken we het dorp op voor enig vertier.
Dat valt wat tegen, er is een restaurant en een café. We kiezen voor de laatste. We zetten ons aan een tafeltje en bestellen rode wijn en Jägermeister. De kachel is aan, wat mij goed uitkomt, het is fris geworden en ik was een beetje rillerig. Na een uurtje houden we het voor gezien en lopen terug naar de camping. Ik ben best wel een beetje moe, tenslotte hebben we er ruim dertig kilometer opzitten.