Vrijdag 9 november 2007
Bunnik – Wijk bij Duurstede
Om kwart voor zeven maakt Anja mij wakker. Nou ja, wakker; ik was al min of meer bij kennis. Dat is het voordeel van winterkamperen, je komt nog eens aan je rust toe. Ik kijk op mijn horloge en zie dat het kwart voor zes is. Ik denk dat Anja haar mobiel nog op zomertijd heeft staan. Ik roep naar haar of ze wel weet hoe laat het is, maar mijn roep gaat verloren in een kletterende hoosbui. Dat begint vandaag goed. Gelukkig kan ik nog drie kwartier blijven liggen, mogelijk is de bui dan over. Dat blijkt het geval, tijdens redelijk droog weer kan ik thee en havermout maken en de boel inpakken. Rond acht uur gaan we op pad. We lopen de asfaltweg terug en gaan weer verder aan de linkerkant van de Kromme Rijn. Mooi wonen hier. Zo’n haventje in eigen tuin heeft wel wat. Ik kijk goed om me heen, bij de spoorlijn hadden we kunnen staan, maar inderdaad komt de ene trein na de andere voorbij.
Om half negen pikken we Joke (de andere dus) op, onder het viaduct over de A12. Jaagpad en nog eens jaagpad. Toch heeft het wel wat. Rechts van ons ligt Odijk, het is nog wat vroeg voor koffie, bovendien moeten we dan helemaal van de route afdraaien.
Deze boom heeft ooit een storm niet overleefd. Het is buiig, soms zelfs met hagel. Veelal staat er een harde wind, maar die hebben we bijna voortdurend in de rug. Maar soms trekt het open en komt het zonnetje even door. Dat is precies het moment om een fotootje te schieten. In de toekomst moet de route verder langs de Kromme Rijn gaan lopen, wij houden links aan en lopen verder langs de Langbroekerwetering. Bij deze boerderij gaan we rechtsaf en lopen landgoed Beverweert op. Onderweg passeren we een kruis. Hier is ongetwijfeld een slachtoffer uit de Tweede Wereldoorlog begraven.
Inderdaad, het betreft een Franse vlieger die hier met zijn aangeschoten ‘kist’ is neergestort. Regiz Deleuze was zijn naam en de Latijnse tekst daaronder is het motto van de RAF: ‘Naar de sterren door moeilijkheden’. Regiz is niet hier begraven, maar in Brussel waar destijds zijn grootouders woonden. Vanaf de oprijlaan maak ik deze foto. Er wordt hier hard gewerkt. Ik lees dat de Ridderhofstad Beverweert dateert van de 13e eeuw. Het kasteel is in 1835 verbouwd tot het huidige landhuis. In de jaren zestig heeft de Stichting voor Quakerscholen hier een tijd gezeten en in 2005 heeft de Stichting Philadelphia Vegetarisch Centrum het landgoed aangekocht. Ook hier woon je dus te zijner tijd ‘op stand’. We lopen langs het kasteel en steken de Kromme Rijn over. Aan de andere kant gaan we linksaf en krijgen een mooi uitzicht op het kasteel. Verderop steken we weer de Kromme Rijn over. Er ligt hier helaas geen jaagpad, dus moeten we verder over asfalt. Op de kaart staat een ‘koffiekopje’. Het is kwart voor elf en koffietijd. Zou de boel open zijn? De tuin ziet er enigszins verregend uit, maar dat zijn we zelf ook. De deur is op slot, maar er hangt een Oostenrijkse koebel. Na luid schellen verschijnt de heer des huizes. Uiteraard zijn ze open en we worden in de woonkeuken genodigd. Tjonge, wat hangen er hier een boel foto’s aan de muur.
Zouden dat allemaal nazaten zijn? Spoedig verschijnt de vrouw des huizes die koffie en thee voor ons gaat zetten. Eigengebakken kruidkoek krijgen we erbij. We komen zo langzamerhand bij en bestellen nog een tweede ronde. Al bij al zitten we hier ruim anderhalf uur, maar dan kunnen we er weer tegen. Dat is wel nodig ook, want we moeten een eind door een drassig weiland. Hoge waterdichte wandelschoenen zijn hier absoluut noodzakelijk. Uiteraard krijgen we weer een bui op ons pet. De paddenstoelen doen het bij deze weersomstandigheden uiteraard bijzonder goed. Voor de verandering een stukje fietspad. De plassen staan op het weiland, ik neem aan dat de schapen waterdichte truien aan hebben. Vlak voordat we de N229 oversteken zie ik een bankje uit de wind. We gaan even zitten om wat te eten. Eigenlijk zou ik thee of een soepje moeten bereiden, maar ja, dat duurt even en ik ben bang dat ik dan teveel afkoel. Ik heb nog chocomel, dat is ook lekker.
We lopen het viaduct over en bereiken iets verderop het jaagpad langs de Oude Kromme Rijn, een oude meander. Het meandert inderdaad, zouden ze de wilgen nog gaan knotten? In de verte een watertoren, ik heb er iets over gelezen, maar kan het nu natuurlijk niet meer vinden. Om kwart voor twee steken we het Amsterdam-Rijnkanaal over. Het oogt ietwat bewolkt en dat is het ook. Toch zie ik verderop een stukje blauw. Er wordt druk gevaren, voor deze schippers is het nog geen weekend. Tja, de planning was om in de bosgebiedjes langs het kanaal een plekje voor de tent te zoeken. Die mogelijkheid is er, ik zie uitgelezen locaties. Alleen, het is net na drieën, we kunnen beter nog een stukje doorlopen.
Tegen vieren bereiken we het sluizencomplex gelegen voor Wijk bij Duurstede.
In dit kanaal zitten maar twee sluizen, de andere bevindt zich in Amsterdam. Heel knap ontworpen, alleen had de ingenieur – Mussert – nooit de politiek in moeten gaan. We steken de sluis over, gaan rechtsaf en komen al spoedig bij de Neder Rijn. Het slot Duurstede waarvan de resten dateren uit 1260-1280. Het begint intussen al aardig te schemeren. Wijk bij Duurstede is ongetwijfeld een prachtig oud stadje, maar ja, bij dit regenachtige weer toont het niet zo. In het centrum zie ik een Grieks restaurant. Hm, daar eten lijkt me wel wat. Tevens kunnen we ons dan laten opdrogen. We hoeven dan straks alleen nog ons tentje op te zetten en kunnen er meteen induiken. Eén van de Jokes houdt het voor gezien, zij gaat de bus naar huis opzoeken. Met ons drieën lopen we naar ‘Panos de Griek’. Ik bestel de dagschotel: twee souvlaki’s, giros en tzatziki. We krijgen er voor ons drietjes nog een grote schaal frites en groente bij. Verder salade en nog een schaaltje gebakken aardappelen. Dat krijgen we echt niet weg, maar het smaakt mij prima. Echt een aanrader! Helaas voelt Anja zich niet zo lekker en ze besluit om ook de bus op te zoeken. Zo blijven we met z’n tweeën over. Ik kijk eens op de kaart. Net buiten de stad zijn boomgaarden, wie weet kunnen we daar weer terecht. Anders moeten we het iets verder proberen, daar zijn griendbossen. Het probleem is natuurlijk dat die vaak onder water staan. Rond zeven uur stappen we op. Het is stikdonker. We lopen de stad uit, het vinden van de markering is nogal lastig, maar het lukt. Links van de weg zie ik een bosgebied. Helaas, het is dicht begroeid met struiken en brandnetels. We lopen verder en opnieuw zie ik een bosgebied. Dit ziet er beter uit. We lopen erin en er zijn meerdere open plekken. Op zo’n vijftig meter afstand van de weg zet ik mijn rugzak neer. We beginnen, met behulp van onze hoofdlampjes, te bekijken hoe en waar we de tentjes neer zullen zetten. Opeens zie ik dat er een auto stilstaat op de asfaltweg. Stapt er iemand uit? Snel doen we onze hoofdlampjes uit en wachten af. De auto rijdt weer weg. Zou er iemand uitgestapt zijn en naar ons toekomen? Of zou die iemand wachten tot we onze hoofdlampjes weer aandoen? We wachten een paar minuten, maar er gebeurt niets. Ik besluit om naar de asfaltweg te lopen en poolshoogte te nemen. Daar aangekomen zie ik gelukkig niemand. Ik loop weer terug, snel zetten we onze tentjes op en kruipen in de slaapzak. Ik kijk nog even op de kaart, vreemd, we zitten in het tweede griendbosje, dat kan bijna niet anders. Ik heb heel die boomgaarden niet gezien, zijn ze er nog wel? Wat ook vreemd is, dit griendbos is kurkdroog. Nou ja, we staan hier prima en er is nauwelijks verkeer op de asfaltweg. Even tellen, we hebben vandaag 30 kilometer opzitten.