Zaterdag 26 november 2005
Belfeld – Swolgen
Vannacht heb ik niet zo best geslapen. Veelvuldig werd ik wakker, omdat ik plakken sneeuw van mijn tentdoek omlaag hoorde roetsjen. Toch slaap ik door de telefoonwekker van 06.30 heen. Om zeven uur schrik ik wakker. Opschieten nu, want eigenlijk wil ik rond acht uur gaan lopen. Ik begin om me maar eens dik aan te kleden. Ik heb het nu behaaglijk warm en dat wil ik graag zo houden. Eigenlijk ben ik een grote koukleum! Winterkamperen is helemaal niets voor mij! Ik rits de tent open en tot mijn verbazing ligt de sneeuw hoog tegen mijn tent aan. Ik maak eerst maar een foto, hoewel het eigenlijk te donker is. Na de thee maak ik havermoutse pap. Ik heb net te weinig water, maar in plaats daarvan gebruik ik vers gevallen sneeuw. De luchtverontreiniging zit in de onderste laag sneeuw en mogelijke bacteriën gaan wel dood tijdens het koken. Rond kwart over acht gaan we op weg. Iets later dan gepland, maar ja, ik had ijskoude handen gekregen doordat ik de haringen min of meer moest uitgraven uit de sneeuw. Het inpakken van de rugzak ging daardoor wat moeizaam. Door het bos gaat het richting Venlo. Wat me opvalt in het bos zijn de vele – recent – omgevallen bomen. Vaak moeten we onder een boom doorkruipen of er omheen lopen. Ook liggen er vele afgewaaide takken, en daar zijn ook behoorlijk dikke bij. Die moet je toch niet op je hoofd krijgen! Dit bos was afgelopen nacht geen goede plek om je tent op te zetten. Al vrij snel zijn we in een buitenwijk van Venlo. Zojuist sneeuwde het nog, inmiddels is het gaan regenen. Ik krijg echt zin in een bak koffie met iets erbij! Het eerste het beste restaurant wat ik zie is de stationsrestauratie van Venlo. Pech, er is werkelijk geen stoel meer vrij. Op pad maar weer. Even verder zien we een terras. Plek genoeg, maar we gaan toch maar naar binnen. Daar valt mijn oog op een krant, en ongelooflijk, het schijnt nogal slecht weer te zijn geweest in Nederland. Mensen hebben soms wel negen uur in de file gestaan, sommigen hebben moeten overnachten in de Jaarbeurs te Utrecht, in Haaksbergen is de stroom uitgevallen en zitten de mensen nog steeds in de kou. Daar hebben we helemaal niets van gemerkt! Wat een geluk dat we rustig aan het wandelen waren! Het kan toch niet waar zijn dat het halve land ontwricht is als het een beetje sneeuwt en waait. Vroeger ging toch alles gewoon door? We zijn te afhankelijk, dat is het! Vroeger hadden we een kolenkachel en voor noodgevallen nog een petroleumkachel (Aladdin!). Hier ligt een taak voor de regering! In elk geval laten we ons de warme appelvlaai met slagroom en koffie goed smaken. Andere bezoekers kijken verbaasd naar onze grote rugzakken en vragen naar het hoe en wat. Tja, wij hebben onze kampeeruitrusting bij ons, vandaar. ‘Kampeeruitrusting’? Ja, wij kamperen, dat spreekt toch vanzelf? Men wil ons bijna niet geloven.
Tegen elven gaan we de sneeuw en de kou weer in. Inmiddels is het droog geworden. Langs de Maas gaat het richting veer ‘Grubbenvorst’. Net buiten Venlo zie ik een kapel: Onze Lieve Vrouwe van Genooi. Zij is dé beschermvrouwe van Venlo. Hier ben ik eerder geweest. Een paar jaar geleden heb ik de Bedevaartenroute gefietst van Egmond aan Zee naar Echternach. Deze route is beschreven door Bert Sitters. Deze kapel dateert uit 1632. De kapel wordt vooral door zwangere vrouwen bezocht voor een voorspoedige bevalling. Ooit stond hier nog een klooster, maar dat is in 1582 tijdens de Tachtigjarige Oorlog verwoest. Een paar kilometer verder heeft een ‘grapjas’ een paadje vernoemd naar ‘Het Pieterpad’. Intussen krijg ik weer veel last van mijn linker scheenbeen en om de boel compleet te maken voel ik ook een blaar opkomen op mijn rechterhiel. Daar kun je op wachten natuurlijk, automatisch ben ik wat anders gaan lopen en dan volgt de ene blessure op de andere. Vanavond mijn hiel maar goed afplakken, dat zal helpen. De overtocht met het veer naar Grubbenvorst verloopt prima en daar besluiten we een restaurant op te zoeken voor de lunch. Even na één uur gaan we weer op weg voor de laatste elf kilometer. We lopen voornamelijk langs boomkwekerijen en door kleine boscomplexen. De laatste kilometers gaan weer door de bossen en rond half vier beginnen we uit te kijken naar een plek waar we kunnen kamperen. Campings in de buurt zijn er helaas niet. Eerst lopen we maar het dorp Swolgen in.
Een kerk en even verder een restaurant. Dat moeten we hebben, zodat we de schemer kunnen afwachten. Bij daglicht de tent opzetten is natuurlijk vragen om moeilijkheden.
We worden bediend door een echte Limburgse. Ze spreekt een merkwaardig soort Nederlands of eigenlijk, het is een soort Duits met zo nu en dan een Nederlands woord. Hier kan een inburgeringscursus geen kwaad. We bestellen chocolademelk en dat smaakt. Deze mevrouw is zeer behulpzaam, dit is een echt ‘Pieterpad-restaurant’.
Ze vertelt ons waar we het beste kunnen wildkamperen. Na een halfuurtje begint het echt te schemeren en lopen we terug naar de kerk. Vandaar uit nemen we een iets andere route het bos in en inderdaad vinden we een prachtige plek om onze tentjes neer te zetten. Er ligt hier nauwelijks sneeuw, het bos is hier een beetje open en er liggen geen takken en dergelijke op de grond. Ik zet m’n tentje op, de kampeerspullen gaan erin en ik zet water op voor een soepje. Karel, Rinse en Carla besluiten om in de plaatselijke pizzeria te gaan eten. Zelf heb ik niet veel zin om wéér het dorp in te lopen. Tenslotte heb ik water bij me en een overheerlijke macaronimaaltijd van Knorr. Ook zitten er nog twee bekers rode wijn in mijn bidon! Ik bied aan om de eerste wacht te lopen (grapje). Na de maaltijd en de provisorische afwas bepleister ik eerst mijn beide hielen en duik daarna in de slaapzak. Vandaag hebben we de hele dag in de nattigheid gelopen, maar wat mij ontzettend meevalt is, dat mijn sokken en de binnenzijde van mijn schoenen zo goed als droog zijn. Gore-tex helpt! Ik heb nog een Metro, deze gaat in proppen en daarna in mijn schoenen. Morgen schone sokken aan en… kurkdroge schoenen. Vandaag hebben we er 30 kilometer opzitten.