Lingepad (jan 2005)

Reisverslag van het ‘Lingepad’ Leerdam – Duitse grens (voorbij Nijmegen)
13 t/m 16 januari 2005

Helaas, ten tijde van deze wandeling had ik nog geen digitale camera, dus foto’s ontbreken in dit verslag.

lingepad

Donderdag 13 januari 2005
Leerdam – Enspijk
Ik ga er weer voor, dat wil zeggen, er staat een trekking van vier dagen op het programma. Eerst de rugzak inpakken en dan op naar het station. Ik pak op het station nog even een ‘Metro’ mee. Uiteraard om te lezen, maar ook om vanavond als papierprop gedegradeerd in mijn wandelschoenen te stoppen. De trein is mooi op tijd, het gaat vrij aardig met de NS de laatste tijd. Utrecht alweer, overstappen op de trein naar Culemborg waar ik geruime tijd moet wachten op het boemeltje naar Leerdam. Zin in koffie heb ik niet, ik wandel tot de trein komt een beetje heen en weer. Veel te beleven is er niet. Net ingestapt zie ik Reino aankomen. Samen reizen we naar Leerdam. Ik hoor van Reino dat Rob een trein eerder wilde nemen. Veel vertrouwen in de NS heeft hij dus niet.

Inderdaad treffen we Rob op station Leerdam. Het is droog en de zon schijnt. Het is zo’n 7 graden in de plus. Ik zet mijn GPS aan om een zonnetje te schieten. Wie weet komen de coördinaten nog van pas tijdens de wandeling. We lopen in zuidelijke richting de stad uit, steken de Linge over en gaan verder in oostelijke richting langs de Linge.
Na Asperen bereiken we Acquoi. We zijn in een beetje melige bui en vragen ons tijdens het lopen af hoe je de naam van dat dorp nu uitspreekt. Op zijn Frans of op zijn Hollands, ‘that’s the question’. Toevallig maakt een local aanstalten om in zijn autootje te stappen. Na een ‘goedemiddag’ stellen we onze brandende vraag. Het antwoord is verbijsterend: ‘Akkoi, je spreekt het uit precies zoals je het schrijft’. ‘Verderop ligt Rhenoy, precies zo’. Dat hadden we natuurlijk ook zelf kunnen bedenken. Wat is het leven toch eenvoudig eigenlijk.

Borne on the wings of time
It seemed the answers were so easy to find

Even later worden we aangesproken door een mevrouw op de fiets. ‘Ik wandel zelf ook vaak’, zegt ze, en ze vraagt waar we naartoe gaan. ‘Naar Nijmegen’, antwoorden we, ‘maar niet vandaag, we doen er vier dagen over. Eigenlijk zijn we op zoek naar een leuke kampeerstek, weet u misschien wat?’ Helaas, mevrouw kan ons alleen maar een B&B aanbevelen. Dat is niets voor ons, we sjouwen niet voor joker een complete kampeeruitrusting mee. Hm een caravan zou eigenlijk niet zo gek zijn. Ik denk in dit verband nog met plezier terug aan de vorige trekking.
Na zo’n 15 kilometer komen we in Beesd. Het begint al te schemeren en we kijken uit naar een restaurantje om bij te komen met een bakje koffie. Bovendien hebben we water nodig. Restaurants zien we niet, maar in een zijstraatje ontdekken we een pizzeria. Reino gaat vragen of we welkom zijn. Dat zijn we en we lopen achter haar aan de zaak in. Het is een beetje een kruising tussen een snackbar en een restaurantje. We bestellen koffie en raken aan de praat met de eigenaar. Hij heeft daar wel tijd voor, want wij zijn de enige klanten. Het is dan ook net na vijven. De eigenaar is zeer onder de indruk en vraagt ons het hemd van het lijf. Na onze bidons te hebben gevuld vragen we om de rekening. Het blijkt van de zaak te zijn. Is dat even mooi meegenomen! Intussen is het echt donker geworden en we gaan op weg om een kampeerplek te zoeken. We verlaten Beesd, kruisen de snelweg en vinden een kilometertje verderop in de omgeving van het voetveer naar Enspijk een prima plekje. Wel is het lawaai van de snelweg nog goed te horen, maar alla(h). Om half zeven ben ik aan het koken en om zeven uur heb ik het op. Afwassen en daarna koffie. Nog even kletsen met Reino en Rob en om acht uur lig ik in de slaapzak. Ik begon het aardig koud te krijgen, volgens mij vriest het. De lucht is kraakhelder en de Grote Beer en Poolster kan ik bijna aanraken.
Nu ga ik mijn slaapzak uittesten. Tijdens de laatste trekking in november had ik het ’s nachts aardig koud. Ik heb na de trekking de slaapzak door de firma Tatteljee laten wassen en met 200 gram ganzendons laten bijvullen. De maand december was erg zacht; temperatuur zowat 9 graden in de plus. Maar goed, het zou net zo gemakkelijk 9 graden in de min kunnen zijn. Dat maakt een verschil van 18 graden! Op dat cijfer staat een vriezer ingesteld! En dat is bar koud! De slaapzak staat nu bijna bol van het dons. Echt een wereld van verschil. Vannacht zal ik het niet koud hebben, dat weet ik zeker.

Vrijdag 14 januari 2005
Enspijk – Tiel
Vrijdagochtend maakt Rob mij wakker. Het is nog donker. Snel kleed ik mij aan, steek de brander aan en begin met een bak thee. Daarna havermoutse pap en ik ben weer helemaal het mannetje. Deze keer is de havermout wat dun uitgevallen, volgende keer toch maar afmeten. Ach, ik denk maar zo, vocht heb ik ook nodig.
Wassen en dat soort dingen, daar doe ik niet aan. Daarmee spoel je alleen maar dat beschermende laagje van je huid en dat kan ’s winters fataal zijn. De zon komt bloedrood op en het begint licht te worden. Het gras rond de tent is wit van de rijp. Slaapzak oprollen – ik heb prima geslapen – thermarest mat idem, en alles in de rugzak. Nu de tent nog.
Ik zie dat de buitenkant helemaal onder de rijp zit. Zelfs aan de binnenzijde zit ijs. Ik schud de tent zoveel mogelijk schoon, stop hem in de hoes en onderin de rugzak. Klaar om op weg te gaan. Volgens mij ben ik weer de laatste. We lopen langs de Linge, veel fruitbomen langs de weg – zouden die van iemand zijn? – en veel boomgaarden. Uiteraard zit er geen blad aan de fruitbomen en al helemaal geen bloesem. Wat wel wit is, dat zijn de bermen. Wit van de rijp. Er ligt een vliesje ijs op de sloten. Gelukkig staat er geen wind. We komen door het dorpje Tricht. Ik lees op een bord dat er hier in 1967 een orkaan heeft gewoed. Daarbij zijn zelfs doden gevallen. Ik kan me er niets van herinneren. Ondertussen gaat de zon goed schijnen en begin ik het zowaar aardig warm te krijgen. Mijn fleece gaat dus uit. Tegen kwart voor twaalf – 15 kilometer gelopen – bereiken we Buren. Hier ben ik met Orchideetje al eens eerder geweest. Toen stonden de fruitbomen in bloei en was het erg druk. Nu zie je nauwelijks iemand. Het eerste restaurant is gesloten en ik begin me zorgen te maken. Gelukkig is er verderop een restaurant open. Ik bestel KMA met slagroom.
De appeltaart is warm, nog nooit zulke lekkere appeltaart gegeten. Na een uurtje weer op weg. Tegen tweeën krijgen we weer trek en net voor het dorpje Zoelen vinden we een bankje in een soort park. We zitten hier lekker in het zonnetje. De brander gaat aan, ik maak voor de verandering soep, een paar ontbijtcrackers met paté en we gaan weer op pad. Feitelijk bevinden we ons bijna noord van Tiel. We hebben afgesproken om iets voorbij Tiel een plekje te zoeken, ook omdat Ernst zich vanavond bij ons zal voegen.
De omgeving is hier vrij saai, fietspad, industrieterrein, autodealers, afijn, zo ziet de omgeving van elke stad eruit. Vlak tegen de snelweg A15 aan ligt wegrestaurant
‘De Betuwe’. We besluiten om hier water te halen, koffie te drinken, het toilet te bezoeken en het invallen van de duisternis af te wachten. Er is ook nog een receptie aan de gang. Het bruidspaar wordt toegezongen met een psalm in de oude berijming. Ze kijken niet blij. Volgens mij zitten ze met hun gedachten heel ergens anders. Ik kan me vergissen, want ik heb er mijn gedachten ook niet helemaal bij. Ik zie dat we er inmiddels 28 kilometer op hebben zitten. Tegen dat het begint te schemeren vertrekken we weer. We steken het Amsterdam Rijn kanaal over en de A15. Hier ligt ook het traject van de Betuwelijn.
De betonnen bak met spoorlijnen erin zijn gereed. Komt er nog een bovenleiding of rijden die goederentreinen misschien op stoom? We zullen het zien. We lopen over een dijk. Bomen staan er niet, geen enkele beschutting. Wat nu? Reino vraagt op twee adressen of we misschien in de tuin mogen kamperen. Het mag niet, er wordt gezegd dat de grond niet van hen is. Zal wel. Bij de steenfabriek misschien? Tja, dat is een bedrijfsterrein en er wordt dag en nacht doorgewerkt. Ook wat van de route af. We lopen maar weer verder. Misschien is dit wat? Achter een hek zien we – het is inmiddels behoorlijk donker – een stuk ongebruikt weiland. Het hek gaat makkelijk open. Er ligt geen mest en het gras staat mooi hoog. Hier dan maar. We lopen wat verder van de weg vandaan. Snel zet ik mijn tent op en begin te koken. Er staat hier wat meer wind dan op onze kampeerplek gisteravond en ik begin het koud te krijgen. Komt ook door de vermoeidheid, we hebben er vandaag zeker 32 kilometer opzitten. Reino belt nog met Ernst, die inderdaad kans ziet ons te vinden. Ik kruip er maar snel in. Net op het moment dat ik mij ga uitkleden hoor ik een auto op de weg stoppen en keren. Reino roept dat ze ons gezien hebben. De auto zet zijn groot licht op onze tentjes. Ik begin me maar weer aan te kleden, want dit gaat natuurlijk niet goed aflopen. Plotseling rijdt de auto weer weg. Wat te doen? Zouden ze er politie bijhalen? Afwachten maar. Ik kleed me maar weer uit en kruip in de slaapzak. Zouden we een boete krijgen? Gelukkig heb ik mijn rijbewijs bij me, dus een boete voor het niet kunnen tonen van een identiteitsbewijs ontloop ik. Misschien worden we wel gearresteerd en smijten ze ons in een cel. Een cel, dat zou geweldig zijn. Lekker warm natuurlijk, onder de douche en dan TV kijken. Zou je kunnen mailen vanuit cel? Vast wel, en dromend van al die luxe val ik in slaap.

Zaterdag 15 januari 2005
Tiel – Oosterhout
Ik word wakker van het gerammel van pannetjes en van de Optimus brander van Rob die een boel lawaai produceert. Heb ik me verslapen? Rob zou me om half acht wakker maken, want we wilden tegen half negen vertrekken. Ik rits de capuchon los, brrrrt wat is het koud, ik voel de kou in mijn gezicht bijten. Ik pak mijn horloge, echter zie niets, het is nog hartstikke donker. De Maglite erbij, nog zie ik niets. Leesbril op die onmiddellijk beslaat. Wat een narigheid allemaal. Bril schoonpoetsen en nu zie ik het, ’07.08’.
Wat te doen; normaal heb ik een uurtje nodig voor aankleden, ontbijt en inpakken. Nu met de kou zal ik wat meer tijd nodig hebben. Opstaan dus maar. Da’s waar ook, geen politie of wat dan ook gezien. Goed afgelopen dus. Nog een reden om er maar zo snel mogelijk vandoor te gaan, je kunt niet weten. Na de havermoutse pap snel inpakken. Deze keer is de havermoutse pap wat te dik uitgevallen. Ik zou er gemakkelijk mee kunnen metselen, afijn, volgende keer afmeten. Ik trek mijn werkhandschoenen aan, ze helpen enigszins tegen de kou en het voordeel is dat ik mijn vingers kan gebruiken. Ze mogen nat worden, ik droog ze wel weer in een restaurant. Ik heb ook nog fleece handschoenen bij me. Djiezus, wat zit er een lading rijp op mijn tent, ik krijg het er niet eens goed afgeschud.
De tent past niet meer in de hoes, dus dan maar zonder hoes onderin de rugzak. Zo, mooi op tijd klaar en op weg. Reino was toch nog sneller en is al weg. Ernst beent weg, dan Rob en ik. Even verder zien we een schaap vastzitten onder het prikkeldraad.
Met vereende krachten trekken we het prikkeldraad omhoog en schuiven het schaap in het weiland waar z’n vriendinnen staan. Hm als je denkt dat het schaap een spurt neemt, echt niet, ze blijft er lekker bij liggen. Tja, meer kunnen we niet doen, we moeten verder. Laten we er maar het beste van hopen. Na een kilometer of vier komen we in IJzendoorn. Het restaurant is uiteraard nog gesloten. Wel treffen we Wim die twee dagen meeloopt. We zijn nu dus met zijn vijven. In Ochten, het volgende dorpje, is ook een restaurant.
Ook gesloten. We lezen in het routeboekje dat slechts drie kilometer verderop een pannenkoekenrestaurant is. Dat zal toch ondertussen wel open zijn, nemen we aan.
Het heet: ‘De Strooppot’, toepasselijke naam. Helaas, er staat aan het einde van de dijk wel een groot huis met een nog grotere parkeerplaats, maar het lijkt niet op een strooppot. Er komt iemand naar buiten die iets onduidelijks gaat doen. Reino vraagt of er misschien een pannenkoekenrestaurant in de buurt is. Het antwoord kan ik niet verstaan. Ik vraag Reino wat de man antwoordde. ‘Ik werd er gek van’, zegt Reino. Oh, ik begrijp dat de man er mee gestopt is. Fijn is dat. Het volgende dorp is Dodewaard. Nog maar drie kilometer. Vol goede moed op weg. De zon is weer goed aan het schijnen, dus wat wil je nog meer. Het is wel koud, zandpaden zijn stijf bevroren, er ligt ijs op de sloten en alles is wit van de rijp. Tegen half twaalf bereiken we Dodewaard. Het plaatselijke café gaat net open en de vaste klanten schuiven snel naar binnen, richting hun vaste barkruk. Wij nemen maar koffie, helaas hebben ze geen appeltaart. Wel tosti’s, maar die hoef ik niet.
Ernst en Rob krijgen het goede idee om de tent in de zon te hangen. Dat doe ik ook, nu kan ik de rijp er zo afschudden. Ongelooflijk wat een bende ijs. Dat zal straks een boel gewicht schelen. En dan vanavond een min of meer droge tent, ik zie het helemaal zitten. Op de markt koop ik bij ‘Bakkerij ‘t Stoepje’ nog snel twee stukken boterkoek. Ik heb trek, dus het smaakt prima, maar zelf bak ik betere boterkoek. Misschien een idee voor de volgende trekking. Tegen tweeën zien we een leuk bankje vlak voor het dorpje Zetten. Inmiddels hebben we weer trek – wat krijg je toch een honger van al dat wandelen – het weer is prima, lekker zonnetje, dus besluiten we om hier de lunch te gebruiken.
Na een snelle lunch gaan we weer verder. We zijn van plan om straks in wegrestaurant ‘Merckenshof’ te pauzeren en onze bidons te vullen. Hoewel we tegen de A50 aanzitten blijkt het geen wegrestaurant maar een manege te zijn. Er hangt wel een bord van een bierreclame buiten.Toch maar even informeren. Binnen is een hal waarin paardrijles wordt gegeven. De instructrice komt naar ons toe, zegt dat we in het restaurant kunnen gaan zitten en dat ze zo bij ons komt. Intussen vullen we de bidons en als ze inderdaad komt, bestellen we koffie. We blijven maar kort, want we vermoeden dat we nog een kilometer of vier, vijf moeten lopen. Wanneer we willen afrekenen horen we dat er al iemand voor ons betaald heeft. Inderdaad zaten er zo straks twee mensen aan een ander tafeltje.
Waren zeker onder de indruk. Nog bedankt! Een stukje voorbij de A50 krijgen we de ‘Heerlijkheid Loenen’. Dat heeft wel een aantal mooie boscomplexen, maar natuurlijk ook boswachters. En aan een confrontatie met een boswachter willen we niet denken.
Het blijkt snel dat de ‘Heerlijkheid’ druk bewandeld wordt, daar moeten we dus niet zijn. Voorbij Slijk-Ewijk vraagt Reino bij een boerderij of we een nachtje in de tuin mogen staan. We zijn niet welkom. Het valt me op dat de Betuwenaren weinig gastvrij zijn. Verder maar weer, intussen is het donker geworden. We lopen over de dijk en ik zie niets dan drassige uiterwaarden. Ik begin ook verschrikkelijk trek te krijgen. Bovendien zijn mijn sokken vochtig van transpiratie, maar ook zijn mijn schoenen enigszins nat geworden.
Vanavond gaat de Metro er weer in, dat helpt. Mijn voeten voelen ‘sompig’ aan. Ik ben bang dat ik mijn voeten kapot ga lopen. Ik heb het wel een beetje gehad. We lopen onderlangs de dijk en ineens valt het me op dat we hier best kunnen overnachten.
Tussen de voet van de dijk en het prikkeldraad ligt een strook prima grasland van een paar meter breed. Verder bevinden we ons in de luwte van de dijk. Met kamperen in de uiterwaarden heb ik al de nodige ervaring, ten eerste waai je uit je hemd en ten tweede varen de duwboten ’s nachts door. De motoren van die boten maken een geweldige hoop lawaai, de grond trilt er van. Nee, dan deze plek, die lijkt mij uitstekend. Reino en Wim zijn het met me eens, Ernst en Rob willen nog verder kijken en lopen door. Snel zet ik mijn tent op, spullen erin en de brander aan. Wanneer ik aan het eten ben, worden we toch ontdekt door een jongen op een brommer. Hij roept nog wat, echter daar maak ik me geen zorgen over. Vandaag toch 31 kilometer gelopen. Ik realiseer mij dat we vandaag de Linge maar heel even gezien hebben. Veel uiterwaarden en de rivier De Waal. De vele ganzen in de uiterwaarden vielen mij op. Waren dit soms ‘Brandganzen’, overwinteraars uit Siberië? Zou er op gejaagd mogen worden? Ik moet dat eens opzoeken. Ik duik mijn slaapzak in. Even later komt Reino vragen of ik nog zin heb om naar de disco in Oosterhout te gaan. Dat is nog zo’n 3 kilometer verderop. En weer 3 kilometer terug natuurlijk. Nee, dat breng ik niet meer op. Ik let wel op de tenten en Reino en Wim gaan nog even naar Oosterhout. Ik hoor ze nog terugkomen, daarna val ik in slaap.

Zondag 16 januari 2005
Oosterhout – Wyler
Kwart voor zeven word ik wakker. Het is lang niet zo koud als gisteren. Het is nog donker, hier en daar zitten witte plekken rijp op het gras. Komt het doordat we zo dicht bij De Waal staan of is de temperatuur gewoon gestegen? Ik heb wat problemen om mijn brander aan te steken of eigenlijk mijn aansteker weigert dienst, hij is zo goed als leeg.
Mijn reserveaansteker doet het ook niet zo goed. Met veel pijn en moeite ontlok ik een vlammetje aan de aansteker en de brander gaat aan. Ik neem me voor om na terugkeer een betrouwbare aansteker aan te schaffen. Heet zoiets niet een ‘Zippo’? Snel begin ik met het bereiden van de havermoutse pap. Ik heb nog een beetje havermout over en besluit dit ook maar in de pan te strooien. Weggooien vind ik zonde en meenemen is ook weer zowat. Toch had ik dat beter niet kunnen doen. Met het resultaat kan ik zonder meer metselen, zelfs zonder stenen. Volgende keer toch maar uitmeten. Voor achten zijn we gereed voor vertrek. We halen Ernst en Rob op, Reino en Wim hadden ze zien staan op weg naar Oosterhout. We lopen nu een stuk van de route die ook de eerste dag van de vierdaagse wordt gelopen. In de verte zie je de Waalbrug al liggen. Toch is dat onjuist, je ziet de spoorbrug, de Waalbrug ligt nog verder. We lopen over de dijk, het is vrij saai, desondanks valt het mij nog mee. We bereiken al spoedig de spoorbrug. Wat blijkt, onlangs is deze spoorbrug uitgebreid met een fiets- en wandelpad. Wim en Rob hebben nog andere verplichtingen en besluiten over de spoorbrug naar het station in Nijmegen te lopen. We nemen afscheid van elkaar en Reino, Ernst en ikzelf vervolgen de weg richting Waalbrug. Deze steken we over, de route gaat NIET Nijmegen in. We gaan meteen linksaf en gaan verder in noordoostelijke richting. De route gaat nu gelijk op met het ‘Streekpad Nijmegen’. Dit is een route van 117 kilometer, die helemaal rond Nijmegen gaat.
Reino vertelt dat ze van plan is om te zijner tijd dit pad te lopen. Vandaag begon ik met verschrikkelijk koude handen en vingers, nu begin ik het gewoon warm te krijgen. Ik trek mijn fleece uit, Ernst en Reino volgen mijn voorbeeld. Rechtsaf gaat het, omhoog de bossen in. We lopen hier op de stuwwal. Prachtige huizen staan er hier. Villa’s niet te geloven. In de verte is een restaurant. Er staat een schoolbord buiten. Altijd een goed teken. Helaas, dichterbij gekomen lezen we: half twaalf geopend. Dat is het nog lang niet. Verder maar weer, richting het dorpje Beek. Omhoog en omlaag gaat het. Soms is het gewoon steil. Onderweg prachtige vergezichten. Grote delen van het landschap zijn berijpt, het lijkt wel of we in het buitenland wandelen. Het zijn net kerstkaarten die we zien. Dit is toch wel een heel mooi gedeelte van de route. Eigenlijk is het Lingepad zeer afwisselend. Eerst de rivier met de vele boomgaarden, dan de uiterwaarden en nu de bossen. Tegen elven zijn we ter hoogte van Beek. We besluiten de route te verlaten en in Beek een restaurant te zoeken. Links zien we een pleintje met een kerk. Hij gaat net uit. Gelukkig is er naast de kerk een restaurant en… hij is open. Hier gaan we aan de KMA. Tegen twaalven verlaten we Beek en gaan op weg naar de Duivelsberg. Het is maar twee kilometer, echter er is een routewijziging. We moeten de bewijzering in het veld volgen. Helaas, op een gegeven moment zien we geen bewijzering meer. We lopen maar verder in de hoop de route weer op te pikken. Dat zit niet mee, opeens stuiten we op een asfaltweg. We zitten fout, maar waar zitten we? GPS biedt uitkomst, we zitten bijna een kilometer te ver zuid. We besluiten om in noordoostelijke richting te lopen en inderdaad, plotseling zitten we weer op de route. Nu is het nog een klein stukje naar de ‘Duivelsberg’. Op deze hoogte kruisen het ‘Pieterpad’ en het ‘Lingepad’ elkaar. Op dit strategische punt is een pannenkoekenrestaurant gevestigd. Dat kunnen we al van ver ruiken. Het water loopt ons in de mond. Het is ook zowat lunchtijd, dus gaan we een pannenkoek eten. Tjonge, wat is het hier druk. Veel dagjesmensen, maar ook veel wandelaars die naar mijn inschatting het ‘Pieterpad’ doen. Prachtig weer is het, de zon schijnt stralend. Formeel eindigt het ‘Lingepad’ in Wyler, een dorpje net in Duitsland. Dat is nog twee kilometer. Daar gaan we voor natuurlijk. Nog een stukje stuwwal en daarna geleidelijk omlaag over landweggetjes naar Wyler. Daar is de bushalte. Een kleine teleurstelling, we moeten maar liefst anderhalf uur wachten. Een restaurant is er niet. Reino stelt voor om langs de verharde weg een stukje terug te lopen. Op die manier kunnen we de bus niet missen. En ja, dat doen we. Over het fietspad gaat het toch heel wat sneller dan over de stuwwal. Toch doen we rustig aan, de bus rijdt zijn eigen schema. Na twee kilometer zijn we aan de zuidkant van Beek. De bus rijdt hier doorheen, zien we. Tja, dan kunnen we net zo goed nog een kilometer doorlopen, dan zijn we weer op het pleintje. We komen dan uit op 23 kilometer. We nemen nog een bakje koffie om de tijd te doden en pakken de bus van 15.31 uur naar Nijmegen. Hier nemen we afscheid van Ernst die zijn auto op gaat halen in Tiel. Reino en ikzelf gaan per trein naar Utrecht. Daar neem ik afscheid van Reino en ga door naar huis. Precies 18.07 uur sta ik op het perron van ons dorpje waar Orchideetje op me wacht.
Ons wacht nog een etentje in restaurant Peacocks – met zoonlief – om de wandeling af te sluiten. Ik kan terugkijken op een prachtige wandeling met prachtig weer – hoewel ’s morgens erg fris – met een gezellig groepje enthousiastelingen. Reino bedankt!!