Pieterpad (dec 2005)

Zaterdag 17 december 2005
Groesbeek – Tolkamer
Vannacht prima geslapen, ik word pas wakker door de snooze functie van mijn mobiel. Snel kleed ik mij aan, het is behoorlijk fris. Ik rits de tent open en zie een witte wereld.
Het heeft behoorlijk gehageld vannacht, er liggen een paar grote aan elkaar geplakte stukken hagel op mijn tent. Zoals gebruikelijk maak ik thee en havermoutse pap. Ik heb de indruk dat ik vandaag de laatste ben, maar dat blijkt mee te vallen. Tegen achten ben ik bepakt en bezakt en loop vast naar de boerderijwinkel. De gebr. Beijer zijn al paraat en wachten achter een bakje koffie op de eerste kerstboomklanten. Ik krijg ook koffie en we praten over het wel en wee van een akkerbouwbedrijf annex boerderijwinkel en minicamping. Intussen komen Karel, Saskia en Jan binnen. Gezellig zitten we hier aan de koffie, maar ja, het is de bedoeling dat we vandaag zo’n 30 kilometer gaan lopen.
Dus nemen we om kwart over acht afscheid. Na een paar honderd meter zitten we weer op de route. We passeren de kerstbomen van de Gebr. Beijer en hun aspergevelden. Na een kilometertje bos bereiken we Groesbeek. Het is fris, ik schat iets onder het vriespunt. Ook hier heeft het gehageld en waarachtig, het begint gewoon te sneeuwen. We hebben het weer voor elkaar, als je in de winter wandelt, wil je er vanzelfsprekend ook winters weer bij hebben. ’s Zomers ziet het er hier tijdens de vierdaagse van Nijmegen toch heel anders uit. De Zuidmolen uit 1857 is een ronde stenen korenmolen en maalvaardig. Na Groesbeek lopen we over smalle ‘geitenpaadjes’ tussen de bouwlanden door. Het is hier behoorlijk heuvelachtig, de Zevenheuvelenweg ligt een paar honderd meter links van ons. Spoedig bereiken we de Canadese Erebegraafplaats. Vele, vele honderden jonge Canadezen zijn hier in de wintermaanden van ’44-’45 voor onze vrijheid gesneuveld.
Wat velen niet weten; Nederland is feitelijk door de Canadezen bevrijd. De Amerikaanse en Engelse legers zijn in meer oostelijke richting over de Rijn Duitsland ingetrokken. Uiteraard hebben er wel Amerikaanse en Engelse (en Poolse) soldaten gevochten in Arnhem en Nijmegen tijdens de ‘Slag om Arnhem’. Indrukwekkend, deze Erebegraafplaats, ik kan niet anders zeggen. We lopen de Erebegraafplaats af en al vrij snel bevinden we ons in dichte bossen. Het is nog heuvelachtig ook! Hoger en hoger stijgen we tot we uiteindelijk de ‘Duivelsberg’ beklimmen. De zon breekt door, het is hier gewoon prachtig. Verderop gaan we het ‘Lingepad’ (Leerdam naar de Duitse grens) kruisen, wat ik in januari van dit jaar met Reino gelopen heb. We hebben toen in het restaurant bovenop de ‘Duivelsberg’ een heerlijke appelpannenkoek met stroop gegeten. Het is bij elven en ik verheug me al op een pannenkoek, met spek en stroop dit keer. Het water loopt me al in de mond. Vergis ik mij of ruik ik de pannenkoeken al? Een grote cola erbij, dat lijkt me wel wat. Ik maak nog even een foto, terwijl Karel, Saskia en Jan al richting restaurant lopen. Ik draai me om, zie ik teleurgestelde gezichten? Inderdaad, het restaurant gaat pas over een uur open. Zo lang kunnen we niet wachten, we zouden bovendien veel te veel afkoelen. Verder maar weer, er zit niets anders op. Steil omlaag gaat het, we gaan richting het ‘Wylermeer’. Als we het meer via allerlei bruggetjes oversteken begint het verschrikkelijk te sneeuwen. We bevinden ons hier in Duitsland. Een paspoort heb ik niet bij me, alleen een rijbewijs, dat zal in geval van controle toch wel genoeg zijn, neem ik aan. Het landschap is hier helemaal open, er is geen enkele beschutting en het waait verschrikkelijk. De capuchon gaat op en helemaal dicht. Over drie kilometer krijgen we het dorpje Zyfflich en nog weer drie kilometer verder ligt het Nederlandse Leuth. Volgens de kaart heeft geen van beide een restaurant. Dat wordt nog echt afzien. Gelukkig stopt het met sneeuwen en ook de wind gaat liggen. Tegen twaalven bereiken we het ‘boerendorp’ Zyfflich. Echt ‘Duits’ is het hier, wat goed te zien is aan de bouwwijze van de huizen. Wat zie ik daar? Het is niet te geloven, het is een restaurant. Maar, bedenk ik mij, het zal absoluut gesloten zijn. Ik voel voorzichtig aan de klink en waarachtig, hij beweegt! Ik open de deur en kijk naar binnen. Ik zie twee dames druk bezig met het uitschenken van spiritualiën. Ik kijk naar rechts waar ik gezang hoor. Het zit werkelijk afgeladen vol met feestvierders. In mijn beste Duits wens in de dames ‘Gutentag’ en vraag of het restaurant geopend is en of we misschien koffie kunnen krijgen. Dat blijkt gelukkig het geval. We doen de rugzakken af en vleien ons neer. Heerlijk warm is het hier, ik kom helemaal bij. Er wordt hier een verjaardag gevierd en het hele dorp is uitgenodigd. We bestellen koffie, helaas hebben ze geen ‘Kuchen’ in huis. We kunnen wel met onze euro’s betalen, dat valt mee. Ik pak het Pieterpad-boek en bedenk dat, als we hier niet al te lang blijven zitten, we het veer van drie uur kunnen halen in Millingen a/d Rijn. Daarna vaart de pont weer om vijf uur en dan wordt het toch wel erg laat. De rugzakken gaan weer om, op pad naar de Nederlandse grens en Leuth. Veel natuurschoon valt er hier niet te bewonderen; het is vlak, kaal en wit. Het dorpje Leuth laten we snel achter ons, honger heb ik niet, want ik heb onderweg bij wijze van lunch een paar stukken eigengebakken boterkoek opgeknabbeld.
In het verleden hadden ze hier ook regelmatig last van natte voeten, vandaar dat boerderijen (Plezenburg) op terpen werden gebouwd. De wind hebben we schuin achter, dat loopt toch wel erg plezierig. Vlak voor Millingen krijgen we nog een heftige sneeuwbui te verwerken.Op een pleintje in Millingen zie ik een heuse oliebollenkraam. Het is tegen tweeën, tijd genoeg om het veer te halen. Maar liefst twee grote, warme oliebollen met krenten en rozijnen bestel ik en ze worden direct soldaat gemaakt (=opgegeten). Omdat we nog wat tijd over hebben besluiten we om nog even een restaurant te bezoeken, tevens maakt Karel van de gelegenheid gebruik om zijn proviand aan te vullen. Ruim voor drie uur zijn we bij de steiger. Het blijkt de verkeerde te zijn, we worden naar een andere steiger verwezen. Deze laatste verwijzing hebben we verkeerd begrepen, er wordt een derde steiger bedoelt. Ook goed, als we maar naar de overkant worden gebracht. Krek om drie uur zijn we los van de kade en na precies vijf minuten meren we weer aan. En dat voor slechts €0,60.
Als we verder lopen hebben we aan onze rechterkant een kanaal en aan de linkerkant een immens watersportmeer. We passeren een camping, maar deze ziet er erg ongastvrij uit. Ik weet ook niet of we hier welkom zijn, ik heb namelijk niet geïnformeerd. Als we hier zouden overnachten moeten we morgen meer dan dertig kilometer lopen. Aangezien het morgen de laatste dag is en we ook nog met OV naar huis moeten, wordt dat te ver. We lopen dan ook door en passeren een gesloten restaurant. Het is hier een echt recreatiegebied, ik denk dat het hier met mooi weer ontzettend druk is. Overal groene (nu witte) grasstroken en in gedachten zie ik meisjes in bikini zonnen. Uiteraard krijgen we weer een sneeuwbui voor onze kiezen, maar het maakt ons helemaal niets uit. Alle grasstroken zijn hier trouwens voorzien van een mooi rond bord met een tentje erop.
Rond het bord is een mooie rode cirkel getrokken. Ik vraag me af wat dit bord te betekenen heeft. Door het dorpje Tolkamer lopen we, het sneeuwt niet meer, maar het begint wel te schemeren. De maan begint op te komen en de hemel trekt helemaal open. Tja, het is natuurlijk een kwestie van plannen. Het wordt zo langzamerhand tijd om een plekje op te zoeken voor vannacht. Campings zijn er hier niet, dat wordt dus wildkamperen. Water heb ik nog genoeg en er ligt overal verse sneeuw. Het beoogde boscomplexje op de kaart blijkt een geluidswal te zijn van een failliete steenfabriek en bovendien gelegen achter een hoog hekwerk. Een gedeelte van de fabriek is nog in gebruik, er wordt hier ‘iets’ gerecycled. Grote pakken staan er, maar ik kan door de schemer niet goed zien wat het is.
Zouden het PET-flessen zijn? We lopen nu op een dijk, daar vinden we sowieso niets, dus besluiten we een weg linksaf in te slaan. Het ziet er niet zo goed uit, hekken links en rechts. En verderop zie ik weer huizen. Dit wordt toch wel tricky. Opeens houdt het hekwerk aan de rechterkant op. We kunnen nu het terrein in. Er loopt nog een man met een pet en een hond. Het zal toch geen bewaking zijn? We wachten even en ik zie dat het geen ‘bewakingshond’ is. De man wandelt richting huizen, het gevaar is geweken.
We lopen het – toch wel – fabrieksterrein op. Er staan boompjes, verruigt gras en als we wat verder lopen bevinden we ons in de luwte van een dijkje begroeit met struiken. In de verte rijdt nog een auto, maar ik denk dat ze ons niet gezien hebben. Ik doe mijn rugzak af en ga tegen het dijkje aanzitten. Dit is toch wel een prima plek, lijkt me. Uit het zicht en uit de wind. Bovendien doodstil. Karel kijkt nog even verder, maar dit is inderdaad de beste plek. Intussen is het al aardig donker geworden, maar dankzij de volle maan kunnen we de tent, zonder licht te gebruiken, opzetten. Mijn ligmat gaat erin en mijn slaapzak. De tent is nog aardig nat van de hagel en de condens van vanochtend, maar ja, dat heb je nu eenmaal in de winter. De brander gaat aan en ik begin weer met een soepje, champignonsoep dit keer. Daarna bereid ik een heerlijke Knorr Spaghetteria Carbonara (kaas- spek) maaltijd, begeleid met twee bekertjes witte wijn. Het is weer heerlijk. Ik doe de rits van de tent dicht, steek mijn kaarslantaarntje aan en lees nog wat. Tegen zevenen besluit ik te gaan slapen. Het was toch een zware dag, we hebben er dik dertig kilometer opzitten.