Pelgrimspad (okt 2006)

Zondag 22 oktober 2006
Haastrecht – Aarlanderveen
Om half zeven gaat de wekker van mijn mobiel. Prima geslapen, het is hier nog echt stil. Gelukkig zijn we niet gestoord door een controleur van de NTKC, wel heb ik het vannacht horen regenen. Gelukkig is het nu droog. Na de thee en de havermoutse pap gaat mijn hele hebben en houden in de rugzak en precies 08.00 uur lopen we de camping af.
Ik moet toch maar eens lid worden van de NTKC, dat kan me de kop toch niet kosten.
Vlak voor Haastrecht zien we weer een handwijzer. Opnieuw zitten we op het Floris V-pad.18. HandwijzerDe zon komt op, altijd weer bijzonder. Zondagochtend half negen in Haastrecht. Een mooi stadhuis, maar werkelijk geen levende ziel op straat. We moeten nu een besluit nemen. Volgens de routebeschrijving is de Tiendweg, waar we over een goede kilometer aankomen, in 2005 gedeeltelijk weggespoeld en dus onbeloopbaar. We kunnen besluiten of we de alternatieve route gaan lopen óf de gok nemen dat de Tiendweg inmiddels hersteld is. We nemen de gok. Na een minuutje of tien lopen we aan de oostkant van Gouda in oostelijke richting de Tiendweg op. Aan het begin staat een prachtig bord. Maar ja, gaat het herstel binnenkort gebeuren of is het werk al gereed? Die essentiële informatie ontbreekt. Reino aarzelt niet en loopt door. Hier en daar liggen wat paaltjes en andere bouwmaterialen, maar het pad loopt wel door. Bizar dat onze voorvaderen tussen al die honderdduizenden sloten één ononderbroken pad hebben laten doorlopen. Hekken staan er wel, in alle soorten en maten. Soms kunnen ze open, maar meestal moeten we eroverheen klimmen. Het pad gaat maar door, het is zeker een kilometer of vier lang. Uiteindelijk gaan we linksaf en steken een verharde weg over. De Tiendweg is dus wel hersteld! Na de verharde weg volgen we een grasdijk langs de ‘Dubbele Wiericke’, een tamelijk brede sloot. Na twee kilometer bereiken we het dorpje Driebruggen. Een restaurant is niet te bekennen, bovendien is het zondagochtend half elf. We maken maar zelf koffie in een bushokje. Eigen gebakken boterkoek erbij, wat wil een mens nog meer. In Driebruggen gaan we linksaf en lopen daarna langs de Enkele Wiericke, ook alweer zo’n brede sloot. Letten we niet goed op de markering of is deze afwezig? In elk geval lopen we te ver door en missen het traject over de ‘Kippenkade’. We lopen maar door en via de ‘Gravelandse Dijk’ komen we terecht bij de Reeuwijkse Plassen. Altijd mooi en dat vinden vele anderen ook. Het is druk met fietsers en wandelaars. Wel staat er erg veel wind, maar het is droog en soms een pietsje zonnig. Via de Bosmankade en de Zoetendijk lopen we naar restaurant het ‘Reeuwijkse Hout’. Onderweg zie ik mooie buitenhuisjes. Het restaurant zit behoorlijk vol, maar wij vinden met onze rugzakjes altijd wel een plekje. Hm, ze hebben hier dagvers gebakken appeltaart met slagroom. Dat zijn berichten na 18 kilometer doorstappen. Kopje koffie erbij en daarna nog maar een koffie. Reino rekent af, ik moet even onthouden dat ik €6,80 moet terugbetalen. Om half twee stappen we op.
Een goed half uur later, we zijn net voorbij Oud-Reeuwijk, krijgen we toch weer trek.
Maar ja, het is allemaal weiland, sloten en boerderijen. Overgeschoten hoekjes land waar we even kunnen pauzeren zijn er niet. Of toch, ik zie een wat bouwvallige recreatiewoning in een klein bosje. Er is niemand te zien, dus hier maken we soep en genieten de lunch. Iets verderop zie ik prachtige zwanen in een slootje. We hebben er weer zin in en dat is ook wel nodig. Voornamelijk over grasdijkjes gaat het richting Zwammerdam. Ook nu moeten we weer de nodige hekken ‘nemen’. Tegen half vier begint het te spetteren en tegen vieren te regenen. Vlak voor Zwammerdam kijk ik nog even rond bij de fundamenten van een Romeins Castellum. In de Romeinse tijd was de huidige Oude Rijn de hoofdstroom en tevens de noordgrens van het Romeinse Rijk. Langs de gehele noordgrens hadden de Romeinen een verdedigingslinie gebouwd, bestaande uit vele castella. In Zwammerdam drinken we nog een kopje koffie in het plaatselijke café. We hebben er intussen 28,5 kilometer opzitten, het is bijna half zes en het wordt tijd om uit te kijken naar een (wild)kampeerplek. Om te beginnen lopen we twee kilometer langs de Oude Rijn over een asfaltweg. Hier valt niet te kamperen. Mogelijk verderop, waar we zo direct een bijzondere plek krijgen te zien, namelijk vier molens, die eendrachtig samenwerkend, het water uit de polder malen. Het moet toch al gek gaan dat er daar niet een plekje is. Dat valt tegen, bij de eerste molen zie ik niemand, maar het landschap is veel te open. Iedereen kan ons al vanaf grote afstand zien. Bij de tweede molen staan een aantal auto’s geparkeerd, maar weer zie ik niemand. Ook hier vinden we geen plekje. De derde molen staat vlakbij de weg, ook al geen optie. In de verte staat de vierde molen en iets verder is een strook bos. Toch lijkt me dat niets, er zullen wel sloten omheen lopen. Bij een grote boerderij staat een informatiebord en er is een parkeerplaats. Misschien is dit iets. Reino gaat bij de boerderij vragen of we daar mogen staan. Ze komt terug met de mededeling dat alleen de zoon thuis is. Vader en moeder komen later op de avond thuis. Het is intussen tegen zevenen en het begint te schemeren. Als we doorlopen naar het bos is het stikdonker als we daar aankomen, niet handig om een kampeerplek te zoeken.
Ik stel voor om hier te blijven, al de tijd dat we hier staan was er verder geen verkeer. Ik zet mijn tent op achter een haagje en Reino gaat bij het informatiebord staan. Ik begin om een Knorr-maaltijd te bereiden, later richt ik de tent wel in met slaapmat en slaapzak. Als we weggestuurd worden, kan ik snel opbreken. Ik schenk mijzelf een rode wijn in en reken uit dat we vandaag 33 kilometer gelopen hebben. Alles blijft rustig, ik rol mijn slaapmat en slaapzak uit en kruip erin.