Marokko (mei 2009)

Donderdag 30 april 2009
Fès – Woestijn
Om zes uur staan we op. We pakken ons boeltje in en daarna gaan we ontbijten. Nou ja, ontbijten, het is nog even slecht als altijd. Gelukkig ben ik pas ziek geweest. Om half acht rijden we weg. Vandaag een lange dag!
Om half tien stoppen we in het Nationale Park Jbel Tazzeka. Dit park is in 1950 gesticht ter bescherming van de cederbossen. Deze cederboom is uiteraard dood, maar het is de oudste. Apen zijn er ook en de apennootjes zijn ter plekke verkrijgbaar. Uiteraard zijn er weer de nodige kraampjes met snuisterijen, mineralen en fossielen.
Dat er fossielen worden aangeboden vind ik eeuwig zonde. Mogelijk zouden paleontologen hier nog een ontbrekend stuk wordingsgeschiedenis kunnen schrijven.
Tja, dan moet je fossielen wel ter plaatse laten. In dit restaurantje genieten we onze koffiestop. Je kunt natuurlijk opmerken dat het er niet uitziet, aan de andere kant is dit nu een manier om met het authentieke Marokkaanse leven kennis te maken. We stijgen hoger en hoger. Dit is het Atlas gebergte en hier en daar ligt er nog sneeuw.
’s Winters zou het hier wel eens onaangenaam koud kunnen zijn. Tegen enen lunchen we in een ‘kasba’. Deze torens worden van leem en stro gemaakt. Deze vrachtauto heeft de bocht gemist en is het ravijn ingedoken. Zou de tank het gehouden hebben? Ik gok wel dat hij total-loss is. Langzamerhand wordt het landschap woestijnig. Om drie uur stoppen we om foto’s te maken van de rivier. Tja, zolang er sneeuw ligt is er water en dus een rivier. Een uurtje later stoppen we opnieuw om naar een vallei te kijken.Uiteraard ook hier een eenvoudig kraampje met snuisterijen. Deze bedoeïen spreekt nog uitstekend Engels ook. Om half zes bereiken we een woestijnstadje, het heet Merzouga. Hier stappen we over op 4-wiel terreinwagens. De koffers en de weekendtassen gaan op het dak en rijden maar. Nou, dat kunnen deze jongens. De eerste 15 minuten gaan nog over asfalt. Dat gaat met dik 100 kilometer per uur. Daarna gaan we de piste op. Uiteraard is het zand, maar vaak ook stenig. Als we een goed spoor volgen halen we bijna 90 kilometer per uur. Dat is hard, heel hard. Ik hoor dat de rally Parijs – Dakar hier op korte afstand langs komt.
Onze chauffeur heeft ongetwijfeld de kunst afgekeken. Of zijn die mannen Van de Rooy nog kleine jongens vergeleken met de mannen hier? Het zou me niet verbazen.
Tegen zevenen bereiken we een Auberge (http://www.aubergedusud.com/hotel-maroc.html). Hier is het restaurant gevestigd en er is een wc en een douche. Slapen doen we in een ‘echte’ bedoeïenentent. Er liggen kleden op het zand, daarop ligt een keihard matrasje en er zijn dekens. Het is in elk geval niet koud. Tjonge, jonge, je zult zo moeten leven. Toch heeft het wel wat. We gaan eten in het restaurant. We krijgen allemaal verschillende schaaltjes met diverse lekkernijen. Daarna vertelt Mohammed het programma voor morgen. Ik besluit om nog te gaan douchen, morgen is dat er niet bij. Helaas is het water koud, maar je kunt in de woestijn niet alles hebben. Om tien uur kruipen we onder de wol, verder is er toch niets te beleven.