Griekenland, Olympos (sept 2006)

Woensdag 13 september 2006
Hut ‘C’ – Olympos – Hut ‘C’
Vandaag gaat het gebeuren! Om half acht sta ik op en ga aan het ontbijt. Het blijkt erg mistig te zijn, dus om 10.15 uur bestel ik nog maar een beker Nescafé.
Misschien is dit het goede moment om iets te vertellen over de Griekse mythologie, vrij naar ‘De geboorte van de Goden’ en ‘Werken en Dagen’ door Hesiodos (8e eeuw voor onze jaartelling). Tenslotte hopen we zo meteen een bezoek te brengen aan de Olympische goden.

DE EERSTE GODEN
Aan het begin van elke mythe en elk sprookje over het ontstaan van het heelal was er altijd Chaos. Uit Chaos werden eerst Erebus (Duisternis) en Nyx (Nacht) geboren, met hun kinderen Aether (Lucht) en Hemera (Dag).
Daarna wordt Gaea (de Aarde) de basis en de zetel van waaruit alle leven ontspringt. Uranus (de Hemel) die haar omringt was in zijn oneindigheid de grootste god.

 DE TITANEN
De Aarde had de regie bij het ontstaan van de wereld. Zij verenigde zich met de Hemel en zij vormden het eerste godenpaar. Uit die vereniging werden de Titanen geboren: de eerstgeborene Oceanus verenigde zich met Tethys en daaruit ontstonden de Rivieren en Oceaniden. Uit Hyperion en Theia ontstonden Helios (Zon), Selene (Maan) en Eos (Dageraad). Uit het huwelijk van Coeüs met Phoebe werden Leto en Asteria geboren. Crius huwde Eurybia (dochter van Aarde en Pontus (de Zee)) en zij kregen samen de kinderen Astraios, Pallas en Perseus. Iapetos huwde de Oceanide Clymene (dochter van Oceanus en Tethys) en zij schonken het leven aan Atlas, Menoetius, Prometheus en Epimetheus.
Tenslotte nog Cronus en Rea, de relatie waaruit de toekomstige wereldheersers geboren zouden worden. In den beginne waren Hemel en Aarde één, maar later gingen zij uiteen.

Cronus en Rea
Cronus behoort tot de eerste generatie goden, hij was de enige die Gaea hielp in haar wraak op zijn vader Uranus. Nadat hij Uranus verminkt had door zijn geslachtsdelen te amputeren, nam hij diens plaats in en gooide zijn eerder door hun vader gevangen gehouden broers en zusters, de honderdarmige reuzen en de Cyclopen, in de duistere Tartaros. Later huwde hij zijn zuster Rea, maar hij wilde dat geen enkele van de uit dat huwelijk geboren kinderen in leven bleef: zijn ouders hadden hem voorspeld dat één van die kinderen hem zijn heerschappij zou ontnemen. Zodra de kinderen geboren werden verslond hij ze met huid en haar. Hij had achtereenvolgens al Hestia, Demeter, Hera, Hades en Poseidon opgegeten. Toen Rea daarna zwanger werd van Zeus, week zij uit naar Kreta en baarde daar in het geheim. Zij liet de baby achter onder de hoede van de oceanide Metis en aan Cronus gaf zij een in luiers gewikkelde steen die deze onmiddellijk verzwolg in de veronderstelling dat het de pasgeborene was. Zo werd Zeus gespaard.

DE TITANENSTRIJD
Zodra Zeus opgegroeid was, dwong hij Cronus alle door hem verzwolgen kinderen weer uit te spugen. Daarna lieten zij met zijn allen de honderdarmige reuzen en de cyclopen vrij en verklaarden de oorlog aan hun vader Cronus, die zijn broers, de Titanen, tot bondgenoten had. Alle goden, de oude en de nieuwe, namen deel aan deze oorlog, de vreselijke Titanenstrijd. Gedurende deze beroemde slag hadden de Titanen zich verschanst op de berg Othrys, terwijl Zeus en de zijnen de berg Olympos als uitvalsplaats hadden. De Cyclopen gaven aan Zeus onweer en bliksem als wapen, aan Poseidon de drietand en aan Hades de mogelijkheid om onzichtbaar te worden. De drie honderdarmige reuzen hieven met hun driehonderd armen enorme rotsblokken op en slingerden die naar de Titanen. De overwinning door de Olympische goden liet niet lang op zich wachten.
En zo volgt Zeus, een nieuwe god, een vorige generatie goden op. Zeus heerste over Hemel en Aarde, Poseidon over de zee en Hades over de Onderwereld.
Voor wat betreft de Titanen, zij kozen niet allemaal partij voor Cronus. Oceanus bijvoorbeeld vocht niet aan zijn zijde, terwijl Prometheus, de zoon van Lapetus, volgens sommigen Zeus ook flink geholpen heeft. Na afloop van de Titanenstrijd werden Cronus en zijn broers geketend en in de Tartaros geworpen, bewaakt door de honderdarmige reuzen.

 DE GIGANTENSTRIJD
Toen Zeus de Titanen strafte, baarde Gaea de Giganten om haar te wreken. Zij deed dit uit woede omdat enkele van haar kinderen zo zwaar gestraft waren en omdat zij vond dat de goden haar niet met de nodige eerbied behandelden. De Giganten waren reuzen, slangen vormden hun haar en hun lichamen eindigden in een drakenstaart. Hun aanblik was verschrikkelijk en zij waren onverslaanbaar. Zodra zij geboren werden, begonnen zij hun aanval op de goden van de Olympos met brandende toortsen, een regen van rotsen en brandende bomen. De bergen schudden ervan en sterren en zee vormden een ware hel. Toen begonnen de Olympische goden een nieuwe oorlog, met Zeus met zijn bliksemschichten als aanvoerder en met geschikte bondgenoten voor elke beproeving.
Dat waren Poseidon, Apollo, Hephaestus en ook nog de moerae, Dionysus met zijn gevolg en andere goden. Maar de grootste strijder was Athena, die gedurende die oorlog werd geboren: zij kwam geheel gewapend te voorschijn uit het hoofd van haar vader Zeus. Onmiddellijk doodde ze de gigant Pallas en nam stelling aan de zijde van haar vader.
De gigantenstrijd duurde lang en zou nooit geëindigd zijn als niet gebeurd was wat door de moerae (het lot) beschreven was: er moest een sterveling meestrijden met de Olympische goden om de strijd te winnen. En zo geschiedde. Aan de zijde van de Olympiërs schaarde zich Herakles, en de één na de ander vielen de Giganten dood neer.

De Dieren
Eens, in lang vervlogen tijden, toen er alleen maar onsterfelijke goden bestonden en er geen enkel sterfelijk wezen op aarde was, bedachten de onsterfelijken de wezens die de wereld zouden bevolken. Toen dat gebeurd was, gaf Zeus aan de twee zonen van de titaan Iapetos, Prometheus en Epimetheus, de opdracht de wezens op aarde te voorzien van schoonheid en kracht. Epimetheus verzocht zijn broer voor de verdeling daarvan te mogen zorgen. En zo gaf hij het ene dier schoonheid, het andere kracht, het ene maakte hij klein en snel, het andere groot en weer andere dieren werden slim.

Pandora
Hephaestus, de god van het vuur, maakte in zijn werkplaats de eerste vrouw.
Aanvankelijk was het een metalen beeld. Het was echter zo mooi, dat Zeus besloot om het beeld het leven te schenken. Toen gaven alle goden op hun beurt een geschenk: schoonheid, bevalligheid, slimheid, handigheid, overredingskracht. Hermes gaf haar echter achterbaksheid en de leugen terwijl Hera haar de nieuwsgierigheid gaf die haar geen moment met rust zou laten.
Zeus gaf Pandora als geschenk aan Epimetheus die diep onder de indruk was van haar schoonheid en haar tot zijn vrouw maakte. Als huwelijksgeschenk kregen zij een mooie doos, versierd met goud en edelstenen. Deze doos zat op slot, maar Zeus had de sleutel erbij gegeven en tegen Pandora gezegd dat als ze gelukkig wilden leven, ze de doos nimmer moesten openen.
Gedurende een zekere periode leefden Epimetheus en Pandora een kalm en gelukkig leven, tot de nieuwsgierigheid die Hera in de geest van de vrouw ingebracht had, het won: op een bepaald moment opende Pandora de doos. En in één klap kwamen daar alle tegenslagen en onheil uit die de mens maar kunnen treffen: ziektes, verbittering, pijn en alle mogelijke kwaad. Als laatste kwam er de hoop uit, in de vorm van een vogel. Dat was de boodschap van de troost voor de mensheid.

Deucalion en Pyrrha
Er brak een tijd aan dat de mensen zeer slecht werden en dat hun handelingen niets oprechts en schoons meer hadden. Het was toen dat Zeus besloot een grote zondvloed te zenden.
Om het menselijk geslacht te redden, koos hij Deucalion en Pyrrha uit, die de enige goede mensen waren. Pyrrha was de dochter van Epimetheus en Pandora. De regen die negen dagen en nachten zonder onderbreking neerviel spoelde alle steden weg. Na afloop brachten Deucalion en Pyrrha die in een ark hun toevlucht genomen hadden, offers aan Zeus om de god te danken. Vervolgens volgden zij zijn aanwijzingen op om een nieuwe mensheid te vormen.
Zij bedekten hun gezichten en begonnen stenen over hun schouder te werpen zonder om te kijken. De stenen die Deucalion wierp werden mannen en de stenen van Pyrrha vrouwen.

DE TWAALF OLYMPISCHE GODEN
De twaalf Olympische goden hadden vanaf de tijd dat zij over hemel en aarde heersten hun macht en bevoegdheden verdeeld volgens de wensen van Zeus. Hun woning was de Olympos, de hoogste berg van Griekenland, maar zij daalden regelmatig af en voegden zich tussen de mensen om hulp te bieden, te straffen en zelfs om kinderen te verwekken. De kinderen die geboren werden uit de verbintenis tussen een god en een mens worden halfgoden genoemd en zij hadden bijzondere eigenschappen. Zij verrichtten hele series heldendaden en genoten de bewondering van iedereen.
De goden aten ambrozijn en dronken nectar, een uitsluitend aan goden voorbehouden drank. Zij aanvaardden overigens wel de offers die de mensen hen brachten in de vorm van vee of landbouwproducten. Zij hielden zich aan de beloftes die ze deden, vooral als die gepaard gingen met een eed. Hun meest heilige eed was die ‘op het water van de Styx’.
Als een god zwoer bij de wateren van de Styx, de heilige bron, zou hij deze eed voor niets ter wereld breken. De Olympische goden waren bijna oppermachtig in die zin dat de macht van elk van hen ophield waar het ambsterrein van de volgende begon. Alleen Zeus was oppermachtig. In veel zaken geleken zij op de mens. Zij hadden hun zwakheden, hun passies en dezelfde gevoelens. Zij werden kwaad, jaloers, afgunstig, zij hadden lief net als de mensen. Maar bovenal dwongen zij eerbied en respect van de mens af. De twaalf goden hadden een bijzondere plaats in het godsdienstig besef van het toenmalige Griekse volk: ‘bij de twaalf goden van Olympos’ was een heilige eed die de eerbied toonde die men voor hen had.

De twaalf Olympische goden zijn:
1. Zeus of Dias, de Oppergod, God van het hemelrijk;
Het beeld van Zeus bevond zich binnen in de Dorische tempel van Olympia, op de Griekse Peloponnesos. Het was een van de zeven klassieke wereldwonderen. Het beeld was 9 meter hoog (andere bronnen zeggen 12 meter) en stelde de Griekse oppergod voor, tronend op de Olympos. Het was een houten beeld, bekleed met goud en ivoor en met ogen van edelstenen. Het werd omstreeks 433 jaar voor onze jaartelling gemaakt door de Atheense beeldhouwer Phidias. Deze maakte eerder al het Beeld van Athena te Athene. Na de definitieve afsluiting van de ‘heidense’ Olympische Spelen werd het beeld in 425 naar de hoofdstad Constantinopel overgebracht, waar het 50 jaar later bij een paleisbrand verloren ging. 2. Hera, Godin van het huwelijk;
3. Athena, Godin van de wijsheid en de krijgskunst;
4. Poseidon, God van de zeeën;
5. Demeter, Godin van de landbouw en het graan;
6. Apollo, God van het licht, de schone kunsten en de geneeskunst;
7. Artemis, Godin van de jacht en de maan;
8. Hermes, God van de handel, boodschapper der goden;
9. Afrodite, Godin van de liefde;
10. Ares, God van de oorlog;
11. Hephaestus, God van de smeedkunst, de vulkanen en het vuur;
Hestia, Godin van het huis en de haard, verliet uiteindelijk de Olympos om plaats te maken voor…
12. Dionysos, God van de wijn.
Hades, God van de onderwereld, woont permanent in zijn eigen rijk: de Onderwereld.

Vandaag zijn we van plan om de Mitikas te beklimmen. Gelukkig is Mike bereid om ons te gidsen. Het plan is om via de Louki Couloir omhoog te gaan naar de Mitikas en dan via de Kaki Skala via de Skala en de Zonaria terug te lopen naar de berghut. Een mooie rondwandeling dus. Gelukkig klaart het tegen 10.45 uur wat op en kunnen we van start. Alleen de dagrugzakken gaan mee, geen wandelstokken. Volgens Mike hebben we daar alleen maar last van, we moeten straks klauteren.
In de mist lopen we langs de SEO-berghut. Iets verderop is de Louki Couloir. Eerst wijst Mike ons nog op een plaquette, in 1976 zijn hier zes klimmers om het leven gekomen door een lawine.101. Plaquette Tja, dit is de route en volgens Mike is het goed te doen.102. RouteEerst krijgen we les: ‘watch your feet’, ‘only touch the rocks with your hands’, en het belangrijkste wat Mike keer op keer herhaalt: ‘take your time’! Omhoog gaan we en het wordt steeds steiler.103. Steiler Mike geeft aanwijzingen, de rode strepen zijn soms niet goed te zien. ‘To the right’, of ‘to the left’, deze jongen kent hier de weg met zijn ogen dicht. Is dit wel verantwoord?
We komen langs een koperen plaquette, hier is een Griekse jongen van 14 jaar uitgegleden. ‘Het was regenachtig’, vertelt Mike, ‘en de jongen had geen respect voor de bergen’. Mike heeft het lichaam geborgen. Hij is niet blij met deze klussen, maar het hoort erbij, iemand moet het doen.104. Plaquette Ik voel me goed, ik ben zeer geconcentreerd, maar ik weet zeker dat ik dit nooit meer doe. Ja, als er nu eens een kabel wordt gespannen waar je je aan kunt vastmaken, dan wel. Nu is een misstap of een loszittend stuk rots fataal. Je gaat hier vele honderden meters de diepte in.105. Diepte106. Diepte107. Diepte108. Diepte Tegen twaalven zijn we op de Mitikas. Gehaald! De topfoto wordt gemaakt, we schrijven onze namen vol trots in het logboek en genieten van het uitzicht. Wat een geluk, het is helemaal opgeklaard!109. Topfoto 110. UitzichtNog een foto van mijzelf met als achtergrond de Stefani, ofwel de ‘troon van Zeus’.111. StefaniDan omlaag door de Kaki Skala en weer omhoog naar de Skala. Hier weet Mike voor zichzelf een pad recht omlaag naar de Zonaria. Dit scheelt meer dan een uur want hij moet gaan koken. Als ik vraag of die route gevaarlijk is, lacht hij een beetje. Nou ja, een pad, Mike gaat gewoon omlaag de diepte in, en in een oogwenk is hij verdwenen. Zelf lopen we via een zeer gruizig pad naar beneden. Dit is weer de E4 en hier moeten we morgen omhoog, dat wordt nog wat met een zware rugzak. Op de T-splitsing gaan we linksaf en iets verderop bij de wegwijzer weer linksaf. Nu bevinden we ons op de Zonaria, die we al kennen, en tegen vieren zitten we in de berghut aan de koffie. Wat een dag! IJzingwekkend! Toch had ik dit niet graag willen missen. De Olympische goden heb ik niet gezien, ik ben bang dat het maar verhalen zijn.
Ik loop eerst maar eens even over het plateau van de Muzen naar de rand van de afgrond. In de diepte zie ik vaag Litochoro. Ik zet mijn mobiel aan en tot mijn verbazing heb ik netwerk. De wind staat vandaag zeker de goede kant uit. Ik bel naar Orchideetje in Italië en vertel in het kort ons avontuur van vandaag. In Italië is er weer veel cultuur opgedaan, begrijp ik, en ook is de Italiaanse taal aan bod gekomen.
Vannacht wil ik graag slapen in de reservetent van Mike op het plateau van de Muzen.97. TentMike vindt het een prima idee. Wie weet kom ik vannacht in contact met de goden. Ik pak mijn slaapzak. Het is tenslotte een donzen winterslaapzak en volgens Mike blijft de temperatuur vannacht boven nul. M’n thermarest slaapmat gaat op het grondzeil in de tent. De stenen onder mij voel ik niet, behalve als ik met mijn ellebogen of knieën naast de slaapmat kom. Ik voel mij één met de Olympos. Verderop is een dalletje, een soort inzinking in het plateau van de Muzen. Dat is een mooie, rustige plek. Ik wil mijn nazaten verzoeken om daar, te zijner tijd, mijn as te verstrooien.